ECLI:NL:RVS:2015:217

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
201406508/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 27 juni 2014 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het aan de wederpartij toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010 ten onrechte had herzien tot nihil en het teveel betaalde teruggevorderd. De Belastingdienst/Toeslagen had op 16 februari 2012 besloten om het voorschot kinderopvangtoeslag te herzien en het teveel betaalde terug te vorderen. De wederpartij had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de kinderopvangkosten volledig uit het ontvangen voorschot waren voldaan en dat het onredelijk was om de tegemoetkoming te herzien.

In hoger beroep betoogde de Belastingdienst/Toeslagen dat de rechtbank niet had onderkend dat de overeenkomst voor kinderopvang aan bepaalde eisen moest voldoen, zoals het vermelden van het aantal uren en de prijs per uur. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank inderdaad niet had onderkend dat de overeenkomst niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de wederpartij ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte overeenkomst voor de toekenning van kinderopvangtoeslag.

Uitspraak

201406508/1/A2.
Datum uitspraak: 28 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2014 in zaak nr. 13/3972 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [wederpartij] over 2010 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien tot nihil en het teveel betaalde van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 25 februari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag voor dat jaar definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 13 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van [wederpartij] daartegen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2015, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij de dienst, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand, waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op toeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 52, eerste lid, geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Bij wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) is de citeertitel van de Wet kinderopvang met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en zijn de artikelen 1 tot en met 89 vernummerd tot 1.1 tot en met 1.89.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling) bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat de kinderopvang niet heeft plaatsgehad op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko en dat [wederpartij] niet heeft aangetoond dat hij kosten van kinderopvang heeft gehad.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat ingevolge artikel 52 van de Wko slechts is vereist dat kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst geschiedt en dat aan dat vereiste per 27 september 2010 is voldaan, nu [wederpartij] bij zijn beroepschrift een op die datum gedagtekende bemiddelingsovereenkomst heeft overgelegd.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat niet in geschil is dat de kinderopvangkosten volledig uit het door [wederpartij] ontvangen voorschot zijn voldaan, in welk geval het onredelijk en buitenproportioneel is om de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag te herzien tot nihill.
3.1. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aan de kinderopvang ten grondslag liggende overeenkomst het aantal uren kinderopvang, de prijs per uur en de namen van de op te vangen kinderen moet vermelden, alsmede door het gastouderbureau ondertekend dient te zijn. De dienst stelt voorts terecht dat de door [wederpartij] in beroep overgelegde bemiddelingsovereenkomst daar wat de eerste drie punten betreft, niet aan voldoet. Verder is opmerkelijk dat deze overeenkomst, die strekt tot het in contact brengen van [wederpartij] met een gastouder, volgens de dagtekening is gesloten op een tijdstip waarop de kinderopvang door de gastouder reeds zes maanden plaatsvond, zodat de overeengekomen bemiddeling niet nodig was.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 13 mei 2013 van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2014 in zaak nr. 13/3972;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Borman w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2015