ECLI:NL:RVS:2015:2165

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
201500137/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 november 2014 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag van [appellante] voor een toevoeging voor rechtsbijstand, die op 24 februari 2014 door de raad voor rechtsbijstand werd afgewezen. De raad oordeelde dat er onvoldoende reden was voor rechtsbijstand. Na bezwaar van [appellante] werd deze afwijzing op 2 juni 2014 herroepen en werd een lichte adviestoevoeging verstrekt. [appellante] ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad haar verzoek om vergoeding van de kosten in verband met het bezwaar terecht heeft afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de raad het eerdere besluit van 24 februari 2014 terecht heeft herroepen en dat de afwijzing van de reguliere toevoeging niet onrechtmatig was. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad niet verplicht was om een lichte adviestoevoeging te verlenen, aangezien [appellante] niet de vereiste toelichting op de complexiteit van de zaak heeft gegeven. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201500137/1/A2.
Datum uitspraak: 8 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 november 2014 in zaak nr. 14/2338 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2014 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 2 juni 2014 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 24 februari 2014 herroepen in die zin dat aan [appellante] een lichte adviestoevoeging (LAT) zal worden verstrekt en het verzoek om een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten afgewezen. Hiertegen heeft [appellante] beroep ingesteld.
Bij besluit van 23 juni 2014 heeft de raad een lichte adviestoevoeging verstrekt. [appellante] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De raad heeft het bezwaar doorgezonden aan de rechtbank om dit als beroep in behandeling te nemen.
Bij mondelinge uitspraak van 6 november 2014 heeft de rechtbank het besluit op bezwaar van 2 juni 2014 en het besluit van 23 juni 2014 aangemerkt als één besluit op bezwaar, het bezwaar van [appellante] opgevat als een tweede beroep tegen dit besluit en dit beroep alsmede het door [appellante] tegen het besluit van 2 juni 2014 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft bij besluit van 24 februari 2015 de lichte adviestoevoeging omgezet in een reguliere toevoeging.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op 4 februari 2014 heeft [appellante] een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van mr. J.J.M. Boot bij de raad ingediend voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op het door haar ingediende bezwaar bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 24 februari 2014 heeft de raad deze aanvraag afgewezen, omdat uit de aanvraag niet is gebleken dat er voldoende reden is voor rechtsbijstand.
Bij brief van 8 april 2014 heeft de raad aan [appellante] verzocht aan te geven of met de verstrekking van een lichte adviestoevoeging aan het bezwaarschrift wordt voldaan.
Bij brief van 22 april 2014 heeft [appellante] te kennen gegeven dat inmiddels beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar en dat aangenomen mag worden dat de zaak te zijner tijd inhoudelijk wordt behandeld, zodat de afgifte van de aangevraagde reguliere toevoeging voor de hand ligt.
Bij besluit op bezwaar van 2 juni 2014 heeft de raad medegedeeld dat een lichte adviestoevoeging wordt verleend. Aan de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten heeft de raad ten grondslag gelegd dat het besluit van 24 februari 2014 niet wordt herzien als gevolg van een aan de raad te wijten onrechtmatigheid.
Bij besluit van 23 juni 2014 heeft de raad een lichte adviestoevoeging verstrekt.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad haar verzoek om vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte kosten terecht heeft afgewezen. Volgens [appellante] heeft de rechtbank niet onderkend dat het besluit van 24 februari 2014 is herroepen wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid.
2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.2. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de raad bij het besluit van 2 juni 2014 zijn eerdere besluit van 24 februari 2014 heeft herroepen. Bij besluit van 24 februari 2014 heeft de raad immers de aanvraag van [appellante] om een toevoeging afgewezen en bij het besluit van 2 juni 2014 heeft de raad dit besluit herzien en alsnog een toevoeging verstrekt. Dat dit een lichte adviestoevoeging is in plaats van de door [appellante] gewenste reguliere toevoeging, betekent niet dat de raad het besluit van 24 februari 2014 niet heeft herroepen.
2.3. Vervolgens is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van 24 februari 2014 niet is herroepen vanwege een aan de raad te wijten onrechtmatigheid.
Uit het door de raad bij de uitvoering van de Wet op de rechtsbijstand gehanteerde beleid, zoals onder meer neergelegd in de Werkinstructie "Wet Dwangsom" (hierna: de Werkinstructie), volgt dat de raad ten behoeve van rechtsbijstand voor het instellen van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in beginsel een lichte adviestoevoeging verstrekt. Dit is slechts anders ingeval een toelichting wordt gegeven op de complexiteit van de zaak of ingeval toch een inhoudelijke behandeling op een zitting gaat plaatsvinden.
[appellante] heeft een aanvraagformulier voor een reguliere toevoeging, een zogenoemde "Aanvraag Toevoeging Civiel", gebruikt voor haar aanvraag. Zij heeft, blijkens de omschrijving van het rechtsprobleem, verzocht om een toevoeging voor het instellen van beroep tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de definitieve berekening van toeslagen. Als bijlage heeft zij een aantal brieven gevoegd van haar gemachtigde aan de Belastingdienst/Toeslagen waarin hij de dienst heeft verzocht om afschriften toe te zenden van alle op de procedure betrekking hebbende stukken en waarin hij heeft aangekondigd dat als binnen acht dagen niets van de dienst wordt vernomen, hij zich zal wenden tot de rechtbank.
Anders dan [appellante] heeft aangevoerd, betekent het alsnog verstrekken van een lichte adviestoevoeging zoals aangekondigd in het besluit van 2 juni 2014 niet dat het besluit van 24 februari 2014 onrechtmatig is geweest. De raad mocht, gelet op het gebruikte aanvraagformulier voor een reguliere toevoeging en de daarbij overgelegde gegevens, er in beginsel van uitgaan dat [appellante] slechts een reguliere toevoeging wenste en geen lichte adviestoevoeging. De raad heeft deze aanvraag terecht afgewezen, nu [appellante] bij de aanvraag niet de volgens de Werkinstructie vereiste toelichting op de complexiteit van de zaak heeft gegeven en evenmin heeft aangegeven dat de zaak inhoudelijk op een zitting zal worden behandeld. De raad heeft [appellante] in het besluit van 24 februari 2014 er bovendien op gewezen dat voor deze zaak een lichte adviestoevoeging kan worden aangevraagd. Uit dit besluit heeft [appellante] kunnen afleiden dat zij daarop aanspraak kan maken. Zij heeft er echter van afgezien om een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. Voorts heeft de raad in bezwaar [appellante] het aanbod gedaan om, ter afhandeling van het bezwaar, en om haar tegemoet te komen, een lichte adviestoevoeging te verstrekken. [appellante] heeft dit aanbod ook afgewezen. Tevens heeft [appellante], zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, in het vervolg van de procedure expliciet gesteld een lichte adviestoevoeging niet te hebben aangevraagd en ook niet te willen.
[appellante] heeft niet gesteld en ook de Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad uit eigen beweging bij het besluit van 24 februari 2014 een lichte adviestoevoeging had moeten verlenen. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat hij desondanks alsnog, los van het bezwaar van [appellante], de lichte adviestoevoeging heeft verleend dan ook niet maakt dat het besluit om de gevraagde reguliere toevoeging te weigeren onrechtmatig is te achten.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de raad het besluit van 24 februari 2014 niet heeft herroepen wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid en dat de raad daarom terecht het verzoek om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft afgewezen.
Het betoog faalt.
3. Nu de raad bij besluit van 24 februari 2015 alsnog de bij besluit van 23 juni 2014 afgegeven lichte adviestoevoeging heeft omgezet naar een reguliere toevoeging, heeft [appellante] geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 23 juni 2014.
[appellante] heeft niet gesteld dat zij schade heeft geleden door dit besluit. Aan hetgeen zij heeft aangevoerd over de rechtmatigheid van dat besluit wordt derhalve niet toegekomen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2015
97-680.