ECLI:NL:RVS:2015:2151
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Hoekstra
- J. Fransen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invordering dwangsom na overlijden appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door wijlen [appellant], die laatstelijk woonachtig was te Putten. Het hoger beroep betreft de invordering van een door de appellant verbeurde dwangsom van € 10.000,00, welke door het college van burgemeester en wethouders van Putten is opgelegd. Het college had op 20 juni 2013 besloten tot deze invordering, waarna de appellant bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 14 oktober 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft op 2 september 2014 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De behandeling van de zaak ter zitting was gepland op 22 april 2015, maar heeft niet plaatsgevonden. De gemachtigde van de appellant heeft de Raad van State op 21 april 2015 geïnformeerd dat de appellant enkele dagen daarvoor is overleden. De erfgenamen van de appellant hebben niet binnen de gestelde termijn aangegeven dat zij het hoger beroep willen voortzetten. Hierdoor is er geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.