201402989/2/A2.
Datum uitspraak: 8 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2014 in zaak nr. 13/2478 in het geding tussen:
[appellant]
en
de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2012 heeft de besliscommissie het verzoek van [appellant] om vergoeding van schade als gevolg van de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2013 heeft de besliscommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De besliscommissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.R. van Buiten, advocaat te Haarlem, en de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, voorzitter, en mr. G.M. van den Broek, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 19 november 2014 heeft de Afdeling de besliscommissie opgedragen binnen 24 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van de overwegingen het besluit van 15 april 2013 nader te motiveren dan wel een nieuw besluit te nemen en de uitkomst daarvan aan Afdeling toe te zenden.
Bij beschikking van 22 april 2015 is de in de tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot 4 juni 2015.
Bij besluit van 1 juni 2015 heeft de besliscommissie het bezwaar tegen het besluit van 8 februari 2012 gegrond verklaard, dat besluit herroepen en aan [appellant] een schadevergoeding toegekend van € 25.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2007.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] daarover een zienswijze gegeven.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en dat het onderzoek wordt gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak van 29 november 2014 is geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de besliscommissie deugdelijk heeft gemotiveerd dat de gestelde waardevermindering van het achterste gedeelte van het pand [locatie] te [plaats]niet voor vergoeding in aanmerking komt. De besliscommissie dient te onderzoeken of en zo ja, in hoeverre de door [appellant] gestelde waardedaling van het achterste deel van het pand als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Schiphol-West e.o. voor vergoeding in aanmerking komt. Indien blijkt dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende schade, dient dit bedrag in een nieuw besluit te worden toegekend.
2. Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het besluit van 15 april 2013 dient te worden vernietigd, omdat dit in strijd met artikel 7:12, eerst lid, van de Awb niet toereikend is gemotiveerd.
3. De besliscommissie heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een nader advies gevraagd aan de adviescommissie Mulder. Het advies van 19 mei 2015 is ten grondslag gelegd aan het besluit van 1 juni 2015. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:19 van deze wet, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding.
Volgens het advies was op de peildatum, 29 april 1999, voor het perceel [locatie] het bestemmingsplan Zuid van 1973 van kracht. Volgens dit bestemmingsplan was het gebruik van het pand, behalve voor bewoning, onder voorwaarden ook toegestaan voor kantoor- en opslagdoeleinden op de begane grond. Als gevolg van het bestemmingsplan Schiphol- West e.o. is [appellant] in een planologisch nadeliger situatie komen te verkeren. De waardevermindering van de gehele onroerende zaak is, onder verwijzing naar een taxatierapport van 18 mei 2015, bepaald op € 52.200,00. Na aftrek van de reeds eerder vastgestelde waardevermindering van het voorste gedeelte van het pand, te weten € 27.000,00, resteert voor wat betreft het overige gedeelte een waardevermindering van € 25.200,00. Dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2007, is toegekend bij besluit van 1 juni 2015.
4. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 1 juni 2015 laten weten geen bezwaren te hebben tegen dat besluit. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
5. De besliscommissie dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
5.1. De Afdeling ziet geen aanleiding om, zoals [appellant] heeft verzocht, de besliscommissie te veroordelen in de werkelijke gemaakte kosten van rechtsbijstand. Het in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht neergelegde vergoedingenstelsel, heeft een forfaitair karakter. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan op grond van artikel 2, derde lid, van het Bpb van dit forfaitaire stelsel worden afgeweken. Blijkens de nota van toelichting bij deze bepaling (Stb. 1993, 763) moet het daarbij gaan om uitzonderlijke gevallen, waarin strikte toepassing van dit forfaitaire stelsel onrechtvaardig uitpakt. Dat [appellant], zoals hij betoogt, hoger beroep heeft moeten instellen omdat het besluit van 15 april 2013 niet toereikend is gemotiveerd, is geen grond voor het oordeel dat zich in dit geval een dergelijk uitzonderlijk geval voordoet.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2014 in zaak nr. 13/2478;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol van 15 april 2013, kenmerk 1566AL-34C/2013-18157;
V. verklaart het beroep tegen het besluit van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol van 1 juni 2015 ongegrond;
VI. veroordeelt de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 395,00 (zegge: driehonderdvijfennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Planken
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2015
299.