ECLI:NL:RVS:2015:2116

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
201501036/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening 2010

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 5 november 2014 een besluit genomen tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang. Dit besluit volgde op de constatering dat [appellante] op 3 november 2014 huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 had aangeboden. Het college heeft daarbij bepaald dat een gedeelte van de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, voor rekening van [appellante] zou komen.

[appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 15 januari 2015 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld. De zaak is vervolgens door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 19 juni 2015 ter zitting heeft behandeld. Het college werd vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman.

In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de wettelijke basis voor de toepassing van bestuursdwang, zoals vastgelegd in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling oordeelt dat de omstandigheden die [appellante] aanvoert, waaronder de volle container en haar instabiele bekken, niet afdoen aan haar verplichting om de huisvuilzak op de juiste wijze aan te bieden. De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen bepalen dat de kosten voor [appellante] komen.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.

Uitspraak

201501036/1/A4.
Datum uitspraak: 8 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2014 heeft het college zijn beslissing om op 3 november 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 15 januari 2015 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 3 november 2014 ter hoogte van de Gerard Doustraat 14 is aangetroffen naast de daar aanwezige inzamelvoorziening. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de huisvuilzak in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 heeft aangeboden, omdat daarin een tot haar adres herleidbaar poststuk is aangetroffen.
3. [appellante] voert aan dat het college er in redelijkheid van had moeten afzien te bepalen dat de kosten voor haar rekening komen. Daartoe voert zij aan dat de container vol was en dat zij, vanwege haar instabiele bekken, niet verder kon lopen naar een andere container of de huisvuilzak terug naar haar drie verdiepingen hoog gelegen woning kon nemen.
3.1. De omstandigheid dat de inzamelvoorziening vol was, doet niet af aan de verplichting van [appellante] om de huisvuilzak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden. Dat zij last heeft van een instabiel bekken, maakt niet dat deze verplichting voor haar niet geldt. [appellante] heeft dan ook geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen bepalen dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor haar rekening komt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2015
687.