201502851/2/A1.
Datum uitspraak: 26 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum van de gemeente Amsterdam,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van 16 mei 2014 en de uitspraak van 24 februari 2015 van de rechtbank Amsterdam in zaken nrs. 12/4018 en 12/4040 in het geding tussen:
1. [wederpartij sub 1A] en [wederpartij sub 1B] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [wederpartij sub 1]),
2. de vereniging Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, gevestigd te Amsterdam,
en
het algemeen bestuur.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2012 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum (de rechtsvoorganger van het algemeen bestuur) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hotel Toren B.V. ontheffing en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van het gebouw op het perceel aan de Keizersgracht 164 te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij tussenuitspraak van 16 mei 2014 heeft de rechtbank het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het besluit van 2 juli 2012 te herstellen, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen. Bij tweede tussenuitspraak is de hersteltermijn verlengd.
Bij besluit van 9 juli 2014 heeft het algemeen bestuur onder meer de motivering van het besluit van 2 juli 2012 aangevuld en opnieuw ontheffing en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van het gebouw op het perceel.
Bij einduitspraak van 24 februari 2015 heeft de rechtbank de door [wederpartij sub 1] en de Vereniging Vrienden tegen het besluit van 2 juli 2012 ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard, de door [wederpartij sub 1] en de Vereniging Vrienden tegen het besluit van 9 juli 2014 ingestelde beroepen gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Verder heeft de rechtbank het algemeen bestuur opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak.
Tegen deze uitspraken heeft onder meer het algemeen bestuur hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het algemeen bestuur de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben Hotel Toren B.V., [wederpartij sub 1] en de Vereniging Vrienden een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2015, waar het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. L.C. van Elewoud, werkzaam bij de gemeente, [wederpartij sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.J. Noordam, advocaat te Amsterdam, en de Vereniging Vrienden, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het algemeen bestuur geen gevolg hoeft te geven aan de einduitspraak van de rechtbank uitsluitend voor zover het daarbij is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen en dat aan het algemeen bestuur in plaats daarvan een langere termijn wordt gesteld om met inachtneming van de einduitspraak en de tussenuitspraken van de rechtbank, opnieuw op de aanvraag van Hotel Toren B.V. te beslissen.
Het algemeen bestuur motiveert zijn verzoek door erop te wijzen dat de door de rechtbank gestelde termijn van zes weken ontoereikend is om opnieuw een besluit te nemen op voormelde aanvraag, omdat bij het nemen ervan toepassing moet worden gegeven aan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
[wederpartij sub 1] en de Vereniging Vrienden stellen onder meer, kort gezegd, dat het algemeen bestuur gelet op de reeds lang lopende procedure geen verlenging van de termijn meer toekomt en dat de aanvraag redelijkerwijze alleen nog afgewezen kan worden.
2.1. Het algemeen bestuur heeft ter zitting verklaard dat het met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraken en de einduitspraak van de rechtbank is overwogen opnieuw op voormelde aanvraag zal beslissen, waarbij het door de architectuurhistoricus van Amsterdam Centrum mr. drs. E.H. Mattie opgestelde rapport "Keizersgracht 164 - een korte geschiedenis" wordt betrokken evenals een aan de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam verzocht nader advies. Het algemeen bestuur acht het in verband daarmee zorgvuldig dat belanghebbenden door toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure hun zienswijzen naar voren kunnen brengen, alvorens opnieuw te beslissen.
Vast staat dat de door de rechtbank gestelde termijn niet toereikend is om met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke termijn een inwilligend besluit te nemen op de aanvraag. De enkele omstandigheid dat de procedure in 2009 is aangevangen betekent niet - anders dan [wederpartij sub 1] en de Vereniging Vrienden stellen - dat het algemeen bestuur om die reden gehouden is de gevraagde ontheffing en bouwvergunning te weigeren. Evenmin kan uit de aangevallen einduitspraak worden afgeleid dat slechts een besluit tot weigering kan worden genomen en overigens kan ook het tegenovergestelde daaruit niet worden afgeleid.
In het licht hiervan en gelet op de belangen van alle betrokken partijen, waaronder ook het belang van de aanvrager om ontheffing en bouwvergunning, en met het oog op finale geschilbeslechting, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening. Met deze verlenging van de beslistermijn bestaat geen grond voor de door [wederpartij sub 1] geuite vrees dat hierdoor een aanzienlijke vertraging van de lopende bodemprocedure zal optreden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het algemeen bestuur aan de Afdeling onverwijld mededeling doet van het nieuwe besluit.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum geen gevolg hoeft te geven aan de einduitspraak van de rechtbank voor zover het daarbij wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen;
II bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het algemeen bestuur in plaats daarvan uiterlijk op 30 september 2015 een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de einduitspraak en de tussenuitspraken van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2015
543.