ECLI:NL:RVS:2015:2009

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
201504723/1/A3 en 201504723/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester en verlenging tot 22 juni 2015

Op 15 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] in hoger beroep ging tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een huisverbod dat door de burgemeester van Rotterdam aan [verzoeker] was opgelegd en dat was verlengd tot 22 juni 2015. Dit huisverbod heeft betrekking op de woning van [naam persoon], de ex-partner van [verzoeker]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [verzoeker] in de woning verbleef, wat in strijd was met het huisverbod. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken van [verzoeker] af.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [verzoeker] in de woning van [naam persoon] verbleef om op de kinderen te passen, wat niet als incidenteel verblijf kan worden gekwalificeerd. De burgemeester had het huisverbod terecht verlengd, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor hulpverlening. De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod, waarin wordt gesteld dat verblijf in de woning niet incidenteel mag zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de juiste beslissing had genomen door het huisverbod te handhaven en te verlengen, met het oog op de veiligheid en de hulpverlening aan de betrokkenen.

Uitspraak

201504723/1/A3 en 201504723/2/A3.
Datum uitspraak: 15 juni 2015 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de
Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de hoger beroepen van: [verzoeker], wonend te Rotterdam,
verzoeker, tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 3 juni 2015 in zaak nrs. C/10/477308 / KG ZA 15-587 en C/10/477304 / FA RK 15-4284 en 9 juni 2015 in zaak nrs. C/10/477680 / KG ZA 15-608 en C/10/477679 / FA RK 15-4284 in de gedingen tussen: [verzoeker] en de burgemeester van Rotterdam. Openbare zitting gehouden op 15 juni 2015 om 12:00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter Griffier: mr. H. Herweijer Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door S. el Fizazi en mr. S.K.D. Soerdin. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraken van de rechtbank van 3 en 9 juni 2015. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Beslissing De voorzitter: I. bevestigt de aangevallen uitspraken; II. wijst de verzoeken af. Gronden van de beslissing De burgemeester heeft [verzoeker] een huisverbod opgelegd en dat huisverbod verlengd tot 22 juni 2015 17:17 uur. Het huisverbod heeft betrekking op de woning van [naam persoon], zijnde de ex-partner van [verzoeker]. In die woning wonen ook twee minderjarige kinderen. In geschil is of [naam persoon] en de minderjarige kinderen met [verzoeker] in de desbetreffende woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth). [verzoeker] betoogt dat dit niet het geval is, omdat hij slechts in de woning aanwezig is om op de kinderen te passen. Anders dan [verzoeker] betoogt, bieden noch de tekst van artikel 2 van de Wth noch de memorie van toelichting daarbij grond voor het oordeel dat de Wth niet kan worden toegepast indien alleen de zogenoemde achterblijver in de woning woont en de uithuisgeplaatste daar anders dan incidenteel verblijft. Niet in geschil is dat [verzoeker] in de woning van [naam persoon] op de kinderen paste als zij aan het werk was. In elk geval gedurende de werktijden van [naam persoon] verbleef [verzoeker] derhalve in de woning. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat zijn verblijf in de woning anders dan incidenteel was in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wth. [verzoeker] en [naam persoon] hebben op 17 juni 2015 een afspraak voor een zogenoemd partnergesprek. Dit gesprek is onder meer bedoeld voor het maken van veiligheidsafspraken. Omdat [verzoeker] tot 13 juni 2015 gedetineerd was, was een eerdere afspraak niet mogelijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met het oog op het in gang zetten van hulpverlening het huisverbod, inclusief het daarvan deel uitmakende contactverbod, mocht verlengen. w.g. Borman w.g. Herweijer
voorzieningenrechter griffier 640.