ECLI:NL:RVS:2015:1994

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
201503928/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake registratie en tenaamstelling van een voertuig door de RDW

Op 15 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 mei 2015, waarin het beroep van de wederpartij gegrond werd verklaard en de RDW werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de wederpartij. De RDW had eerder, op 18 maart 2014, de registratie van een voertuig beëindigd en de tenaamstelling vervallen verklaard. De RDW stelde dat het ongewenst was om een mutatie in het kentekenregister aan te brengen die later onjuist zou kunnen blijken te zijn.

Tijdens de zitting op 4 juni 2015, waar zowel de RDW als de wederpartij vertegenwoordigd waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de RDW behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op voorhand twijfel bestond over de betekenis die de rechtbank had gehecht aan een Europese richtlijn inzake kentekenbewijzen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de RDW tegen die van de wederpartij en concludeert dat er geen zwaarwegende belangen zijn die nopen tot het onmiddellijk uitvoeren van de aangevallen uitspraak.

De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de RDW geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen met inachtneming van de belangen van de RDW en de gevolgen voor de wederpartij, waarbij werd opgemerkt dat de meeste boetes die aan de wederpartij waren opgelegd inmiddels waren vervallen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juni 2015.

Uitspraak

201503928/2/A1.
Datum uitspraak: 15 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 mei 2015 in zaak nr. 14/2123 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de RDW.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2014 heeft de RDW de registratie van het voertuig met kenteken [..-..-..] beëindigd en de tenaamstelling van dat voertuig vervallen verklaard.
Bij besluit van 13 mei 2014 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 mei 2014 vernietigd en de RDW opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW hoger beroep ingesteld. De RDW heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juni 2015, waar de RDW, vertegenwoordigd door C. van den Berg, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. H.F.M. Struycken, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van de RDW strekt ertoe dat bij voorlopige voorziening wordt bepaald dat de RDW geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak totdat op het hoger beroep is beslist. De RDW heeft daartoe aangevoerd dat uit de aangevallen uitspraak volgt dat zij in een nieuw te nemen besluit op bezwaar de tenaamstelling van het voertuig met terugwerkende kracht tot 14 oktober 2003 vervallen dient te verklaren. Het is volgens de RDW met het oog op de functie van het kentekenregister als opsporingsregister ongewenst dat een mutatie in het kentekenregister moet worden aangebracht, die later onjuist kan blijken te zijn geweest.
2.1. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat op voorhand twijfel over de vraag of de rechtbank betekenis heeft kunnen hechten aan Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en in het bijzonder aan de in artikel 5, tweede lid, van die richtlijn opgenomen meldingsplicht voor, in dit geval, de Oostenrijkse autoriteiten. De beoordeling van deze vraag leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden.
De voorzieningenrechter ziet bij afweging van de betrokken belangen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening. Tegenover het belang van de RDW, zoals hiervoor onder 2 is weergegeven, zijn van de zijde van [wederpartij] geen zwaarwegende belangen gesteld die nopen tot het spoedig gevolg geven aan de aangevallen uitspraak. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de RDW ter zitting met betrekking tot de nadelige consequenties die voor [wederpartij] voortvloeien uit de tenaamstelling in het kentekenregister onweersproken heeft gesteld dat zeven van de acht door het Centraal Justitieel Incassobureau te innen boetes inmiddels zijn vervallen.
3. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de RDW geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 mei 2015 voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van den Berg
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2015
651.