201503988/2/A1.
Datum uitspraak: 12 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma Speel- en recreatieboerderij De Flierefluiter V.O.F. (hierna: De Flierefluiter), gevestigd te Raalte,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 april 2015 in zaak nr. 14/3278 in het geding tussen:
De Flierefluiter
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2014 heeft het college [partij] onder aanzegging van bestuursdwang, voor zover thans van belang, gelast om voor 1 september 2014 het tenthuisje op het perceel aan de [locatie] te Raalte (hierna: het perceel) te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 11 november 2014 heeft het college het door Flierefluiter daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2015 heeft de rechtbank het door De Flierefluiter daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft De Flierefluiter hoger beroep ingesteld.
De Flierefluiter heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2015, waar De Flierefluiter, vertegenwoordigd door [partij], en het college, vertegenwoordigd door C.J.M. Pouw, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van De Flierefluiter strekt tot het opschorten van de begunstigingstermijn tot er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
Het college heeft bij besluit van 19 mei 2015 de begunstigingstermijn opgeschort tot 16 juni 2015. Gelet hierop is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid.
3. De Flierefluiter voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het oprichten van het tenthuisje, althans het zogeheten "glamping home", niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Flierefluiter, [locatie]".
3.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op de grond waarop het tenthuisje staat de bestemming "Cultuur en ontspanning".
Ingevolge artikel 4.2.1. van de planregels mogen op de als "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die ten dienste staan van deze bestemming.
Ingevolge artikel 4.2.2. aanhef en onder a, geldt dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 1.16 van de planregels wordt onder bouwvlak verstaan: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
3.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de last is gebaseerd op het oprichten en in stand houden van een tenthuisje zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning. Blijkens de gedingstukken en het gestelde ter zitting is het tenthuisje, althans het "glamping home", waarop de last ziet, een permanent gebouw dat staat buiten het op de verbeelding geprojecteerde bouwvlak. Het college heeft daarom in het besluit op bezwaar van 11 november 2014 terecht het standpunt ingenomen dat het tenthuisje in strijd met artikel 4.2.2., aanhef en onder a, van de planregels buiten het bouwvlak is opgericht. Voorts is het college er in voornoemd besluit terecht van uitgegaan dat voor de oprichting van het tenthuisje een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Niet in geschil is dat deze vergunning niet is verleend.
Verder heeft het college zich in het in bezwaar gehandhaafde besluit van 3 juni 2014 op het standpunt gesteld dat eventuele medewerking om toestemming te verlenen om af te wijken van het recent vastgestelde bestemmingsplan niet wenselijk is. Het college wenst mede met het oog op de bescherming van de belangen van omwonenden en om ongewenste precedentwerking te voorkomen strikt vast te houden aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden die de bestemming "Cultuur en ontspanning" biedt. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het ter zake door het college ingenomen standpunt rechtens onhoudbaar is en de vereiste medewerking niet zal kunnen worden geweigerd.
Gelet op het vorenstaande is in hetgeen De Flierefluiter naar voren heeft gebracht, geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat het college niet handhavend heeft mogen optreden tegen het tenthuisje op het perceel.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015
543.