ECLI:NL:RVS:2015:1904

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
201410335/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en juridische-planologische regeling voor perceel in Doornspijk

Op 17 juni 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Doornspijk, en de raad van de gemeente Elburg. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan voor een perceel in Doornspijk, dat op 27 oktober 2014 door de raad is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'bouwvlak' voor het perceel onterecht zijn vastgesteld. Zij stellen dat de raad niet heeft getoetst of het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten van een goede ruimtelijke ordening en dat de bestaande woning op het perceel ten onrechte als zodanig is bestemd.

De raad van de gemeente Elburg heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de vaststelling van het bestemmingsplan is gedaan in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014, waarin de raad was opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De raad heeft de belangen van appellanten in zijn overwegingen meegenomen, maar heeft geconcludeerd dat de bestaande woning op het perceel niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, mede gezien de verleende vergunningen in het verleden.

De Afdeling heeft de argumenten van appellanten niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid de bestaande woning als zodanig heeft kunnen bestemmen. Het beroep van appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de bescherming van gevestigde rechten in het kader van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201410335/1/R2.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Doornspijk, gemeente Elburg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Elburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2015, waar [appellant A] en [appellant B] en de raad, vertegenwoordigd door G.A.M. Steentjes, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. M.M.H. van Kuijk, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de op het perceel [locatie] aanwezige woning. Het plan is vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014, in zaak nr. 201308479/1/R2 (hierna: de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014). In deze uitspraak is het besluit van de raad van 24 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Doornspijk & Hoge Enk" vernietigd voor zover de bestaande woning op het perceel [locatie] te Doornspijk niet als zodanig is bestemd en is de raad opgedragen om met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen.
2. Het beroep van [appellant A] en [appellant B] is gericht tegen de bestemming "Wonen" en de aanduiding ‘bouwvlak’ op het perceel [locatie]. Zij voeren aan dat de bestaande woning op het perceel ten onrechte in het plan als zodanig is bestemd en dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat uit de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014 moet worden afgeleid dat hij niet anders kon dan het positief bestemmen van de op het perceel aanwezige woning, ten onrechte niet heeft getoetst of het plan in overeenstemming is met de uitgangspunten van een goede ruimtelijke ordening en niet heeft kunnen volstaan met de stelling dat de voornoemde uitspraak geen andere keuze laat. Het toekennen van een woonbestemming aan dit perceel is voorts strijdig met elk - ook door de gemeente Elburg - gehanteerd planologisch uitgangspunt en gemeentelijk beleid, aldus [appellant A] en [appellant B]. Zij voeren verder aan dat de raad ten onrechte niet heeft bezien of de bestaande woning op het perceel [locatie] onder het overgangsrecht kon worden gebracht. Ter zitting hebben zij desgevraagd gesteld te vrezen voor waardevermindering van hun woning door het positief bestemmen van de woning op het perceel [locatie].
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat gelet op de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014 de argumenten om de op het perceel [locatie] aanwezige woning op basis van een goede ruimtelijke ordening niet als zodanig te bestemmen, niet opwegen tegen de in het verleden verleende vergunningen voor de woning op dit perceel en de daaraan ontleende bestaande rechten. Bij het nemen van het besluit tot vaststelling van het plan is rekening gehouden met de belangen van [appellant A] en [appellant B] en de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014, door de op het perceel [locatie] aanwezige woning als zodanig te bestemmen, maar tegelijkertijd uitbreiding van de bebouwing op het perceel niet mogelijk te maken, aldus de raad. Voorts is er door de raad voor gekozen om de bestaande situatie enigszins flexibel te bestemmen, in die zin dat verplaatsing van de bebouwing verder weg van de woningen van [appellant A] en [appellant B] mogelijk is.
2.2. Aan het perceel waarop het plan ziet is, voor zover thans van belang, de bestemming "Wonen" met de aanduiding ‘bouwvlak’ toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Ingevolge lid 4.2, aanhef en onder a, mag het oppervlak aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming "Wonen" niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' aangegeven percentage.
Ingevolge lid 4.2.1, aanhef en onder a, mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan één.
Ingevolge lid 4.2.1, aanhef en onder b, mag een hoofdgebouw niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd en een bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
In de verbeelding is weergegeven dat het maximale bebouwingspercentage ter plaatse van het perceel waarop het plan ziet 58% bedraagt en dat de maximale bouwhoogte 3 m is.
Niet in geschil is dat hiermee de op het perceel [locatie] aanwezige woning in het plan als zodanig is bestemd.
2.3. Op 29 februari 2000 is een bouwvergunning verleend voor het veranderen van een woning op het perceel [locatie]. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014 in zaak nr. 201308479/1/R2 (www.raadvanstate.nl) overweegt de Afdeling dat het college van burgemeester en wethouders van Elburg met het verlenen van deze bouwvergunning een impliciete vrijstelling van het vorige bestemmingsplan heeft verleend en dat het gebruik van het bouwwerk op het perceel [locatie] als woning niet in strijd is met het voorheen geldende bestemmingsplan "Dorp Doornspijk".
Met betrekking tot legale bouwwerken en legaal gebruik staat voorop dat deze in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig dienen te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan alleen uitzondering vinden indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad de bestaande bebouwing op het perceel [locatie] niet in redelijkheid als zodanig heeft kunnen bestemmen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de woning op het perceel [locatie] thans wordt bewoond door [belanghebbende], die de woning op 6 april 2007 heeft gekocht, en niet te voorzien is dat de situatie ter plaatse zal worden beëindigd binnen de planperiode. [appellant A] en [appellant B] hebben in beroep niet dusdanig zwaarwegende belangen gesteld dat de raad daaraan een groter gewicht had moeten toekennen, dan aan de met het plan gediende belangen. Dat, naar zij hebben gesteld, gevreesd moet worden dat het als zodanig bestemmen van de op het perceel [locatie] aanwezige woning zal leiden tot waardevermindering van hun woningen, geeft geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog faalt.
3. [appellant A] en [appellant B] hebben voorts aangevoerd dat gevreesd moet worden dat de woning op het perceel [locatie] niet brandveilig is en niet voldoet aan het Bouwbesluit. Dit heeft geen betrekking op het plan en kan in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Michiels w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
325-823.