201409963/1/R1.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Kronenberg, gemeente Horst aan de Maas,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Schatberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door J.L.A. Farla, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is.
2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3. Het plan voorziet in een uitbreiding van recreatiepark 'De Schatberg'. Tegelijk met het uitbreiden van het aantal recreatiewoningen worden op het bestaande terrein het aantal standplaatsen voor stacaravans en het aantal kampeerplaatsen herschikt. Het totaal aantal verblijfsobjecten en -plaatsen blijft per saldo vrijwel gelijk, aldus de plantoelichting.
4. [appellant] woont en heeft een agrarisch bouwvlak op ongeveer 935 m van de door hem bestreden plandelen met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie". Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op het recreatiepark. De bij het agrarisch bedrijf van [appellant] behorende weilanden, die in gebruik zijn voor het weiden van vee, liggen op ongeveer 370 m van de plandelen met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie". Op de tussengelegen gronden bevindt zich bebossing. Voorts voorzien de plandelen met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie", anders dan [appellant] veronderstelt, niet in het afsteken van vuurwerk. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, zijn deze afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Wat betreft het standpunt van [appellant] dat hij aangemerkt dient te worden als belanghebbende vanwege de gevolgen van het plan voor de verkeersintensiteit overweegt de Afdeling dat het plan voorziet in een uitbreiding van het recreatiepark met het oogmerk de dichtheid van het park te verminderen zonder dat het aantal verblijfplaatsen in significante mate toeneemt. Voorts heeft het recreatiepark een eigen toegangsweg die met een turborotonde wordt ontsloten op de Midden Peelweg. De Midden Peelweg is een provinciale gebiedsontsluitingsweg met een lage verkeersintensiteit in verhouding tot de capaciteit. De Afdeling is van oordeel dat een mogelijke minimale toename van het aantal verkeersbewegingen onvoldoende is voor het aannemen van een persoonlijk belang van [appellant] dat rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt.
Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat hij windmolens wil realiseren, overweegt de Afdeling dat de gronden voor zijn weilanden geen deel uitmaken van het plangebied. Verder heeft de raad toegelicht dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen windmolens toestaat en dat hij windmolens ter plaatse onwenselijk acht in verband met het recreatieve karakter van de omgeving. Gelet hierop is de wens van [appellant] om windmolens te realiseren onvoldoende voor het aannemen van een persoonlijk belang van [appellant] dat rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant] geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2, van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen.
Het beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
635.