ECLI:NL:RVS:2015:1851

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
201307107/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om verstrekking van documenten betreffende verkeersboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 25 juni 2013 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de korpschef van politie op 23 oktober 2012 had besloten om slechts een deel van de gevraagde documenten te verstrekken in het kader van een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). [Appellant] had verzocht om documenten die betrekking hadden op een aan hem opgelegde verkeersboete, waaronder de akte van beëdiging van de verbalisant. De korpschef had echter alleen de geldige aktes verstrekt en niet de initiële akte van beëdiging, omdat hij meende dat dit niet expliciet was verzocht. In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de korpschef niet hoefde te begrijpen dat ook de initiële akte van beëdiging moest worden verstrekt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de korpschef inderdaad niet gehouden was om de initiële akte te verstrekken, omdat het verzoek van [appellant] niet duidelijk genoeg was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de korpschef bij zijn besluit van 23 oktober 2012 had mogen volstaan met de verstrekte documenten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201307107/1/A3.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 juni 2013 in zaak nr. 13/510 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de korpsbeheerder (thans: de korpschef) beslist op een door [appellant] ingediend verzoek om verstrekking van stukken betreffende een aan hem opgelegde verkeersboete.
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
2. In zijn verzoek van 17 september 2012 heeft [appellant] op grond van de Wob verzocht om toezending van documenten betreffende een aan hem opgelegde verkeersboete, waaronder: "de aktes/processen-verbaal van beëdiging, certificaten van bekwaamheid, alsook het besluit van aanstelling en de eventuele wijzigingsbesluiten van de betrokken verbalisanten."
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de korpschef een aantal documenten verstrekt, waaronder een afschrift van de akte van beëdiging van de dienstdoende verbalisant. In het tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft [appellant] aangevoerd dat de initiële akte van beëdiging van de dienstdoende verbalisant ten onrechte niet is verstrekt.
In het besluit op bezwaar van 22 januari 2013 heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat hij, gezien de formulering van het verzoek, niet had hoeven te begrijpen dat ook was beoogd om de initiële akte van beëdiging van de dienstdoende verbalisant te ontvangen.
3. [appellant] betoogt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012, zaak nr. 201200024/1/A3, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpschef, gelet op de redactie van zijn verzoek, niet hoefde te begrijpen dat hij tevens heeft verzocht om openbaarmaking van de initiële akte van beëdiging van de dienstdoende verbalisant en het bijhorende proces-verbaal van beëdiging.
3.1. De korpschef heeft in het besluit van 22 januari 2013 toegelicht waarom hij het verzoek van [appellant] aldus heeft begrepen dat mocht worden volstaan met de toezending van de geldige aktes van de aanstelling van de dienstdoende verbalisant. Onder verwijzing naar de uitspraak van uitspraak van 27 mei 2015 in zaak nr. 201406398/1/A3) overweegt de Afdeling dat bij de aanstelling in vaste dienst na een proeftijd een nieuwe aanstellingsakte wordt afgegeven. Dit betreft een nieuwe akte en dus geen wijzigingsbesluit. Gelet hierop en gegeven het feit dat uit het verzoek niet uitdrukkelijk volgt dat [appellant] naast de geldende ook de initiële akte van beëdiging wenste te ontvangen, bestaat, anders dan de Afdeling in voornoemde uitspraak van 11 juli 2012, zaak nr. 201200024/1/A3, heeft geoordeeld, geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpschef bij het besluit van 23 oktober 2012 heeft mogen volstaan met het verstrekken van de daarbij overgelegde stukken, zodat het betoog faalt.
Gelet op het vorenoverwogene komt de Afdeling niet toe aan hetgeen [appellant] heeft betoogd ter zake van de reikwijdte van zijn machtiging.
4. [appellant] betoogt voorts dat rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef niet gehouden was in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar de initiële akte van beëdiging alsnog aan hem te verstrekken. Nu het ten tijde van het besluit op bezwaar voor de korpschef duidelijk was welke informatie hij nog wenste te verkrijgen, lag het, los van de vraag of dit binnen de reikwijdte van het verzoek viel, op de weg van de korpschef om deze informatie alsnog aan hem te verstrekken, aldus [appellant]. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2005 in zaak nr. 200500997/1.
4.1. Anders dan in de door [appellant] genoemde uitspraak vormt in de thans voorliggende zaak het in bezwaar ter zake aangevoerde niet een verduidelijking van het oorspronkelijke verzoek. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de korpschef niet gehouden was bij de heroverweging van het primaire besluit de initiële akte van beëdiging aan [appellant] te verstrekken.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Verheij w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
317-798.