ECLI:NL:RVS:2015:184

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
201404293/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
  • H. Troostwijk
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing van tewerkstellingsvergunningen voor Indiase kok in de Aziatische horeca

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2014 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. [appellante] had een aanvraag ingediend voor twee tewerkstellingsvergunningen, welke door de Raad van Bestuur op 25 januari 2013 was afgewezen. De Raad van Bestuur stelde dat er voor de openstaande arbeidsplaatsen prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt beschikbaar was, en dat [appellante] onvoldoende wervingsinspanningen had verricht. De rechtbank oordeelde dat de Raad van Bestuur terecht had geoordeeld dat de arbeidsplaatsen konden worden vervuld door arbeidskrachten zonder koksdiploma en dat de functie-eisen van [appellante] belemmerend werkten bij de werving van personeel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Raad van Bestuur zich op het standpunt had gesteld dat er voldoende aanbod was op de arbeidsmarkt en dat [appellante] niet had aangetoond dat er geen geschikte kandidaten beschikbaar waren. De zaak benadrukt de toepassing van de Wet arbeid vreemdelingen en de vereisten voor het verkrijgen van tewerkstellingsvergunningen in de context van de Aziatische horeca.

Uitspraak

201404293/1/V6.
Datum uitspraak: 28 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 25 april 2014 in zaak nr. 13/29538 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van Bestuur).
Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2013 heeft de Raad van Bestuur een aanvraag van [appellante] om haar twee tewerkstellingsvergunningen te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 22 augustus 2013 heeft de Raad van Bestuur het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 april 2014 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Raad van Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F. Kiliç, advocaat te Amsterdam, en de Raad van Bestuur, vertegenwoordigd door R.K. Nai-Chung-Tong, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op dit geding is de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) van toepassing zoals deze wet luidde tot 1 juni 2013.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav wordt een tewerkstellingsvergunning geweigerd indien voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt (hierna: pga) beschikbaar is.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, kan een tewerkstellingsvergunning worden geweigerd indien de werkgever niet heeft aangetoond voldoende inspanningen te hebben verricht de arbeidsplaats door pga te vervullen (hierna: wervingsinspanningen).
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder i, kan een tewerkstellingsvergunning worden geweigerd indien door de werkgever anderszins belemmeringen zijn opgeworpen waardoor de arbeidsplaats niet overeenkomstig het bij of krachtens de Wav bepaalde door aanbod op de arbeidsmarkt kon worden vervuld.
Volgens paragraaf 12 van de Uitvoeringsregels Wav, behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wav (hierna: de Uitvoeringsregels), wordt een tewerkstellingsvergunning voor tewerkstelling in onder meer Chinees-Indische restaurants in de regel geweigerd indien algemeen bedienend of keukenpersoneel op de arbeidsmarkt beschikbaar is.
Volgens paragraaf 19a van de Uitvoeringsregels bij de artikelen 2, 6, 7 en 8 van de Regeling uitvoering Wav 2014 (hierna: de Uitvoeringsregels 2014) kan voor vreemdelingen die als kok in de Aziatische horeca tijdelijk arbeid gaan verrichten een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Aldus hebben werkgevers in de Aziatische horeca de mogelijkheid tijdelijk gekwalificeerde koks aan te nemen van buiten de Europese Economische Ruimte en Zwitserland in functieniveau 4 tot en met 6, zoals gehanteerd door de sector en genoemd in een bijlage bij het convenant Aziatische Horeca.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Raad van Bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor de openstaande arbeidsplaatsen (hierna: de arbeidsplaatsen) pga beschikbaar is, dat [appellante] onvoldoende wervingsinspanningen heeft verricht ter vervulling van de arbeidsplaatsen en dat zij belemmeringen heeft opgeworpen in de zin van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wav. [appellante] voert daartoe aan dat de Raad van Bestuur niet heeft aangetoond dat er pga is voor de functie van Indiase kok. In dit verband betoogt [appellante] dat de Raad van Bestuur bij aanvragen om verlening van tewerkstellingsvergunningen voor koks in de Aziatische horeca thans niet toetst of de desbetreffende werkgever voldoende wervingsinspanningen heeft verricht. De Afdeling vat dit betoog op als een beroep op paragraaf 19a van de Uitvoeringsregels 2014. [appellante] voert voorts aan dat zij gedurende een zeer lange periode wervingsinspanningen heeft verricht, dat zij daarbij, anders dan andere werkgevers, geen gebruik heeft kunnen maken van de bemiddelingsdienst European Employment Services (hierna: EURES) en dat de door haar gestelde functie-eisen - beheersing van de Zuid-Indiase keuken en de Engelse taal - niet onredelijk zijn.
2.1. In hoger beroep is onbestreden het oordeel van de rechtbank dat de arbeidsplaatsen kunnen worden vervuld door arbeidskrachten die niet over een koksdiploma beschikken. Hieruit volgt dat de Raad van Bestuur zich in het besluit van 22 augustus 2013 terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is uitgesloten dat zich onder het aanbod van algemeen keukenpersoneel, bedoeld in paragraaf 12 van de Uitvoeringsregels, kandidaten bevinden die de werkzaamheden op een voor [appellante] aanvaardbare wijze zouden kunnen verrichten. Voorts heeft [appellante] het standpunt van de Raad van Bestuur, dat ten tijde van belang pga van algemeen keukenpersoneel beschikbaar was, niet gemotiveerd betwist. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat dat ook voor de arbeidsplaatsen geldt. Het beroep op paragraaf 19a van de Uitvoeringsregels Wav 2014 kan [appellante] niet baten, nu deze eerst na het besluit van 22 augustus 2013 in werking is getreden. Bovendien ziet deze paragraaf op de afgifte van tewerkstellingsvergunningen voor gekwalificeerde koks.
In zoverre faalt het betoog.
2.2. Dat [appellante] naar gesteld gedurende een zeer lange periode wervingsinspanningen heeft verricht, laat onverlet dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, [appellante] in de voor deze aanvraag relevante periode slechts twee keer heeft geprobeerd pga te werven door middel van het plaatsen van advertenties in Nederlandse dagbladen. De Raad van Bestuur heeft zich in het besluit van 22 augustus 2013 terecht op het standpunt gesteld dat deze advertenties onvoldoende relevante informatie bevatten, zodat daarvan geen wervingskracht uitgaat. Voorts wordt in aanmerking genomen dat [appellante] in de voor deze aanvraag relevante periode geen wervingsinspanningen heeft verricht die op een andere dan de Nederlandse arbeidsmarkt waren gericht. Dat, naar [appellante] in dit verband heeft gesteld, zij geen gebruik heeft kunnen maken van EURES, kan haar niet baten, reeds omdat zij ook op andere wijze wervingsinspanningen zou kunnen verrichten die op een buitenlandse arbeidsmarkt zijn gericht.
Ook in zoverre faalt het betoog.
2.3. Hoewel [appellante] er terecht op wijst dat het Engels een breed gesproken taal is, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de door [appellante] gestelde functie-eis - dat kandidaten de Engelse taal in woord en geschrift beheersen - belemmerend werkt bij de werving van pga. In dit verband is voorts van belang dat de Raad van Bestuur, in reactie op de stelling van [appellante] dat zij deze functie-eis uit oogpunt van bedrijfsveiligheid heeft gesteld, zich in het besluit van 22 augustus 2013 onbestreden op het standpunt heeft gesteld dat daartoe andere communicatiemiddelen, zoals beeldmateriaal, kunnen worden gebruikt.
De rechtbank heeft [appellante] terecht niet gevolgd in haar betoog dat noodzakelijk is dat kandidaten bekend zijn met de Zuid-Indiase keuken. [appellante] heeft immers niet gestaafd dat zij is gespecialiseerd in de Zuid-Indiase keuken en dat deze wezenlijk verschilt van de Noord-Indiase keuken. Daar komt bij dat uit de bij de aanvraag overgelegde menukaart blijkt dat in het door [appellante] gedreven restaurant zowel Noord- als Zuid-Indiase gerechten worden geserveerd en dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, [appellante] deze functie-eis in sommige van de door haar geplaatste advertenties niet, maar in de bij het UWV WERKbedrijf aangemelde vacature wel heeft gesteld.
Ook in zoverre faalt het betoog.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Oei
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2015
670.