ECLI:NL:RVS:2015:1832

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
201409931/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers in de wijk Stadhoudersplantsoen te Den Haag

Op 10 juni 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's) in de wijk Stadhoudersplantsoen te Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 25 november 2014 een besluit genomen om een plaatsingsplan vast te stellen, waartegen twee appellanten in beroep gingen. De appellanten stelden dat de locatie 42-05B voor de plaatsing van ORAC's overbodig was, omdat er al andere locaties in de nabijheid waren aangewezen. Ze voerden aan dat de plaatsing van de containers op deze locatie niet mogelijk was en stelden alternatieve locaties voor.

De Raad van State heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht locatie 42-05B heeft aangewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college de randvoorwaarden voor de plaatsing van de containers in acht had genomen en dat het vervallen van locatie 42-05B zou leiden tot een overschrijding van de maximale loopafstand voor sommige bewoners. De Raad van State oordeelde dat de argumenten van de appellanten niet voldoende waren om het besluit van het college te weerleggen.

De uitspraak bevestigde dat de gekozen locatie noodzakelijk was voor het waarborgen van de capaciteit en bereikbaarheid van de ORAC's voor de bewoners in de omgeving. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201409931/1/A4.
Datum uitspraak: 10 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Den Haag,
2. [appellante sub 2], wonend te Den Haag,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2014 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Stadhoudersplantsoen (wijk 42) te Den Haag.
Tegen dit besluit hebben de [appellante sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2015, waar de [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellante sub 2], bijgestaan door mr. A.R. van Tilborg, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver en ir. J.H. Kiestra, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een plaatsingsplan, in de wijk Stadhoudersplantsoen concrete locaties aangewezen waar ORAC's worden geplaatst. Onder meer wordt voorzien in de plaatsing van twee naast elkaar gelegen ORAC's op locatie 42-05B. Deze locatie is gesitueerd ter hoogte van de woningen aan de Danckertsstraat 45 en 47.
2. Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn kadervoorstel ‘Ondergrondse inzamelcontainers voor restafval’ met kenmerk RIS 160943 (hierna: de randvoorwaarden), gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
"- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!)
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!)
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."
3. De [appellante sub 1] en [appellante sub 2] bepleiten het laten vervallen van locatie 42-05B. Daartoe voeren zij aan dat in de Danckertsstraat op korte afstand van de aangewezen locatie nog twee andere locaties, te weten 42-04 en 42-15A, zijn aangewezen, zodat locatie 42-05B overbodig is. Zij wijzen erop dat in de naastgelegen Nicolaistraat slechts twee locaties voor de plaatsing van ORAC's zijn aangewezen, terwijl die straat langer is dan de Danckertsstraat en meer huisnummers telt. De [appellante sub 1] wijst erop dat locatie 42-05B de enige locatie in de wijk Stadhoudersplantsoen is waar ORAC's recht voor woningen worden geplaatst. Volgens de [appellante sub 1] wordt, indien locatie 42-05B vervalt, nog steeds aan de in de randvoorwaarden vermelde maximale loopafstand voldaan.
Voorts stelt de [appellante sub 1] op 7 januari 2015 van de uitvoerder van graafwerkzaamheden ter plaatse te hebben vernomen dat de plaatsing van twee naast elkaar gelegen ORAC's op locatie 42-05B niet mogelijk is, waardoor de ORAC's niet volgens het plaatsingsplan kunnen worden geplaatst.
Tot slot hebben de [appellante sub 1] en [appellante sub 2] ter zitting voorgesteld dat de ORAC's voor de blinde muur aan de overkant van de Danckertsstraat worden geplaatst. Volgens hen hoeft voor de plaatsing op die alternatieve locatie slechts één waterleiding te worden omgelegd.
3.1. Volgens het college kan locatie 42-05B niet vervallen, omdat daardoor de maximale loopafstand van 75 m voor sommige bewoners zal worden overschreden en omdat de capaciteit dan niet meer toereikend is. Daartoe licht het college in het verweerschrift toe dat één ORAC voldoende capaciteit voor 32 tot 33 huishoudens heeft en dat de twee op locatie 42-05B geplande ORAC's moeten voorzien in voldoende capaciteit voor 65 huishoudens in het westelijke gedeelte van de Danckertsstraat en de Valeriusstraat en de twee op locatie 42-04 geplande ORAC's in voldoende capaciteit voor 46 huishoudens in het westelijke gedeelte van de Danckertsstraat en in de Tweede Sweelinckstraat. Voorts acht het college het niet wenselijk dat bewoners van de hoek Danckertsstraat/Valeriusstraat de Valeriusstraat moeten oversteken naar locatie 42-15A.
3.2. Het college stelt terecht dat, gezien de randvoorwaarden, vanuit het oogpunt van veiligheid moet worden vermeden dat een hoofdroute, zoals de Valeriusstraat, moet worden overgestoken. Daarom is locatie 42-15A geen geschikt alternatief voor de huishoudens ten behoeve waarvan de ORAC's op locatie 42-05B worden geplaatst. Dit in aanmerking genomen, stelt het college terecht dat bij het vervallen van locatie 42-05B, voor een deel van de bewoners die dan naar locatie 42-04 moeten lopen, de maximale loopafstand van 75 m wordt overschreden. Reeds daarom heeft het college zich, gegeven de randvoorwaarden, terecht op het standpunt gesteld dat locatie 42-05B niet kan vervallen.
Het betoog faalt.
3.3. Nu locatie 42-05B, gelet op de vorige overweging, niet kan vervallen vanwege de overschrijding van de maximale loopafstand in dat geval, is de vraag of de twee op locatie 42-05B geplande ORAC's uit een oogpunt van capaciteit nodig zijn, niet relevant. Het ter zitting door de [appellante sub 1] gevoerde betoog dat die ORAC's slechts hoeven te voorzien in voldoende capaciteit voor 28 huishoudens, in plaats van 65 huishoudens zoals het college stelt, daargelaten of dat juist is, kan niet leiden tot het oordeel dat locatie 42-05B zou kunnen vervallen.
Het betoog faalt.
3.4. Het betoog van de [appellante sub 1] dat de plaatsing van twee naast elkaar gelegen ORAC's op locatie 42-05B niet mogelijk is, mist feitelijke grondslag. Ter zitting heeft het college toegelicht dat vanwege de aanwezigheid van een huisaansluiting voor gas op locatie 42-05B is gekeken naar de alternatieve locatie 42-05C, maar dat uiteindelijk toch is gekozen voor handhaving van locatie 42-05B, waarbij de netbeheerder is opgedragen de huisaansluiting te verplaatsen.
3.5. Ter zitting heeft het college tot slot onweersproken gesteld dat op de door de [appellante sub 1] en [appellante sub 2] voorgestelde alternatieve locatie voor de blinde muur aan de overkant van de Danckertsstraat een hoofdwaterleiding aanwezig is en dat het omleggen daarvan veel ingrijpender, en daarom minder wenselijk, is dan het enkel verplaatsen van een huisaansluiting. Gelet daarop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door de [appellante sub 1] en [appellante sub 2] voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is dan de aangewezen locatie 42-05B.
Het betoog faalt.
3.6. Gelet op al het voorgaande geeft hetgeen de [appellante sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college locatie 42-05B niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van ORAC's.
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2015
687.