201409566/1/A3.
Datum uitspraak: 10 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2014 in zaak nr. 13/6997 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2012 heeft de minister, voor zover thans van belang, een verzoek van [appellant] om inschrijving als tolk Nederlands-Albanees, Nederlands-Engels, Nederlands-Servo-Kroatisch (Bosnisch) en Nederlands-Turks en vertaler Nederlands-Albanees in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) afgewezen.
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2015, waar [appellant], en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) dient de tolk dan wel de vertaler om voor inschrijving in het Rbtv in aanmerking te komen te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers wordt een tolk of vertaler in het Rbtv ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1° een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2° een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3° een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
Volgens artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv (Stcrt. 2009, 68), zoals dat luidde tot 1 juli 2013 en dat in dit geval door de minister is toegepast, kan de minister, indien voor een vaardigheid dan wel talencombinatie of vertaalrichting geen toets beschikbaar is, in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
2. De minister heeft aan het besluit van 17 december 2012 ten grondslag gelegd dat [appellant] voor de verzochte taalcombinaties en vertaalrichtingen geen diploma heeft overgelegd waaruit volgt dat hij een tolk- of vertaalopleiding op minimaal bachelorniveau heeft afgerond. Ook heeft hij geen getuigschrift overgelegd waaruit blijkt dat hij voor die taalcombinaties en vertaalrichtingen met succes een tolk- of vertaaltoets Wbtv heeft afgelegd. Verder heeft [appellant] geen SGIV-diploma overgelegd waaruit volgt dat hij voor die taalcombinaties en vertaalrichting een taalgebonden tolk- dan wel vertaalopleiding heeft afgerond. De minister heeft beoordeeld of het verzoek zou worden voorgelegd aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. Volgens de minister heeft [appellant] niet aangetoond te beschikken over hbo-werk- en denkniveau. Uit het certificaat van de Universiteit Leiden dat [appellant] heeft overgelegd, volgt dat [appellant] het examen Nederlands als tweede taal, niveau 3, met succes heeft afgelegd. Dat komt evenwel overeen met niveau B1 van het Europees referentiekader talen, terwijl niveau C1 vereist is. Ook voor de overige talen heeft [appellant] niet aangetoond te beschikken over het vereiste niveau C1. Verder heeft [appellant] geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij scholing heeft gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen en evenmin dat hij minimaal vijf jaar ervaring heeft als beroepstolk of -vertaler in de desbetreffende vaardigheden en talencombinaties en vertaalrichtingen en ten minste 1.000 uur heeft getolkt en ten minste 500.000 woorden heeft vertaald in de talencombinaties en vertaalrichtingen waarop zijn verzoek ziet, aldus het besluit van 17 december 2012.
In het besluit van 26 september 2013 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat [appellant] met het overleggen van het diploma van de filosofische faculteit van de Universiteit van Prishtina, studierichting Engelse taal- en letterkunde, wel heeft aangetoond dat hij over hbo-werk- en denkniveau beschikt. Voor het overige heeft de minister de motivering van het besluit van 17 december 2012 gehandhaafd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld, dat hij niet heeft aangetoond het Nederlands op niveau C1 te beheersen. Dit heeft hij aangetoond met het certificaat van de Universiteit Leiden dat hij heeft overgelegd. Verder heeft de rechtbank volgens [appellant] miskend dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij, afgezien van het Engels, niet afdoende heeft gemotiveerd op welk niveau hij de talen beheerst waarvoor hij als tolk of vertaler wenst te worden ingeschreven in het Rbtv. Het onderwijs aan de Universiteit van Prishtina werd in het Albanees gegeven, dus voor tolk en vertaler Nederlands Albanees beschikt hij over voldoende niveau. Dat geldt ook voor tolk Nederlands Engels. Ook voor de overige talen beschikt hij over voldoende niveau, aldus [appellant]. Uit zijn administratie en de door hem overgelegde declaraties volgt dat hij de afgelopen jaren een groot aantal uren betaald als tolk werkzaam is geweest. Daarnaast heeft hij zeer regelmatig cursussen gegeven in de talen waarvoor hij als tolk dan wel vertaler wenst te worden ingeschreven in het Rbtv, waardoor zijn tolk- en vertaalvaardigheden en -attitude zijn ontwikkeld, aldus [appellant].
3.1. De minister heeft zich in het in beroep bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het certificaat van de Universiteit Leiden voor het succesvol behalen van het examen Nederlands als tweede taal, niveau 3, gelijk is aan niveau B1 van het Europees referentiekader tale. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Hij heeft geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij met het behalen van het examen Nederlands als tweede taal, niveau 3, heeft aangetoond het Nederlands te beheersen op niveau C1 van het Europees referentiekader talen. Reeds hierom heeft de rechtbank terecht overwogen dat de minister mocht weigeren het verzoek van [appellant] tot inschrijving in het Rbtv voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers en dat verzoek tot inschrijving mocht afwijzen.
3.2. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat de minister zich ook voor de talen Albanees, Turks en Servo-Kroatisch (Bosnisch) terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij die talen op minimaal niveau C1 beheerst, nu uit de stukken die hij heeft overgelegd niet volgt op welk niveau hij die talen beheerst.
[appellant] heeft verder geen administratie of declaraties overgelegd waaruit volgt hoeveel uur hij de afgelopen jaren als tolk werkzaam is geweest en in welke taalcombinaties dat was. Uit de omstandigheid dat hij, zoals hij stelt, zeer regelmatig cursussen heeft gegeven in de talen waarvoor hij als tolk dan wel vertaler wenst te worden ingeschreven in het Rbtv volgt voorts niet dat hij scholing heeft gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en tolkattitude te ontwikkelen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Reuveny
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2015
622.