201403978/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Bewonersvereniging Zijkanaal H, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2014 in
zaak nr. 12/5890 in het geding tussen:
de bewonersvereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2012 heeft het college geweigerd om handhavend op te treden tegen de aantasting van de groenstrook aan de oostkant van het Zijkanaal H ter hoogte van de Sluispolderweg 11 tot aan de Sluispolderweg 25b te Zaandam (hierna: de groenstrook) en het aanleggen van een terras op het perceel [locatie A].
Bij besluit van 9 november 2012 heeft het college het door de bewonersvereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2014 heeft de rechtbank het door de bewonersvereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de bewonersvereniging hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2014, waar de bewonersvereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter], [secretaris], [personen], en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Brouwer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling het onderzoek heropend teneinde schriftelijke inlichtingen in te winnen bij [partijen]. Bij brief van 13 januari 2015 hebben zij desgevraagd schriftelijke inlichtingen verstrekt.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de bewonersvereniging en het college daarop gereageerd.
De bewonersvereniging, het college en [partijen] hebben nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De leden van de bewonersvereniging wonen in woonschepen aan de andere oever van het zijkanaal H tegenover de groenstrook aan de oostkant van het kanaal. De bomen en struiken op de groenstrook onttrekken voor de leden het zicht aan de daarachter gelegen bedrijfsgebouwen. De bewonersvereniging heeft twee handhavingsverzoeken, gericht tegen het verwijderen van bomen en struiken op de groenstrook en het aanleggen van een erfverharding, door partijen aangeduid als een terras, ingediend. Het college heeft geweigerd daartegen handhavend op te treden, nu niet is gebleken van overtreding van regelgeving.
[partijen] zijn eigenaren van het perceel [locatie A].
2. De bewonersvereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het verwijderen van bomen en struiken op de groenstrook en het aanbrengen van het terras in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Achtersluispolder" (hierna: het bestemmingsplan). Zij voert aan dat uit de plantoelichting bij het bestemmingsplan volgt dat de groenstrook achter de Sluispolderweg bedoeld is de bedrijfsgebouwen aan het zicht van de woonbootbewoners te onttrekken, zodat het niet de bedoeling is dat de bomen en struiken op de groenstrook worden gekapt, ook niet ten behoeve van een terras. Uit de plantoelichting en de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV) volgt volgens de bewonersvereniging een herplantplicht voor het college. De rechtbank heeft voorts ten onrechte geen oordeel gegeven over het kappen van bomen achter Sluispolderweg 25b te Zaandam, aldus de bewonersvereniging.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op de groenstrook de bestemming "Groen".
Ingevolge artikel 5.1 van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. bermen;
b. plantsoenen;
c. water;
d. speeltoestellen;
e. kunstobjecten;
f. fiets- en voetpaden;
g. nutsvoorzieningen;
[…]
j. ter plaatse van de aanduiding "terras", tevens voor een terras;
[…]
l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 4:11, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de bomenlijst, of die zich bevinden op een openbare plaats.
Ingevolge het derde lid kan het bevoegd gezag een herplantplicht of een financiële voorwaarde opleggen onder nader te stellen voorschriften.
2.2. De bestemming "Groen" in de doeleindenomschrijving van artikel 5.1 van de planregels brengt met zich dat de groenstrook ter hoogte van de Sluispolderweg 11 tot aan de Sluispolderweg 25b mede is bestemd voor de aanleg van bermen en plantsoenen, zodat het is toegestaan dat op de groenstrook bomen en struiken aanwezig zijn. Uit deze bepaling volgt niet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat op de betreffende gronden ook daadwerkelijk bomen en dergelijke moeten zijn geplant. Evenmin volgt uit deze bepaling dat het kappen van bomen en struiken in strijd is met deze bestemming. Dat in paragraaf 2.4.1 van de plantoelichting is vermeld dat de groenstrook een afschermende functie vanaf het water van het kanaal vervult, maakt niet dat het kappen van bomen en struiken in strijd met het bestemmingsplan is. Zoals de Afdeling immers eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 22 april 2009 in zaak nr. 200803956/1), is de toelichting geen bindend oordeel van een bestemmingsplan. Uit de plantoelichting kan derhalve ook geen herplantplicht voortvloeien.
De rechtbank heeft, gelet op artikel 4:11, eerste en derde lid, van de APV, terecht overwogen dat bomen, die niet op de bomenlijst voorkomen en die op particulier terrein staan, zonder vergunning mogen worden gekapt. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat de gemeente Zaanstad gekapte bomen die op gemeentegrond staan, moet herplanten. Voor de kap van die bomen geldt een vergunningplicht. Gelet op het verhandelde ter zitting, de aldaar bekeken foto’s en kaartmateriaal, heeft de bewonersvereniging niet aannemelijk gemaakt dat bomen op gemeentegrond zijn gekapt. Voorts is niet gebleken dat bomen op particulier terrein die op de bomenlijst staan, zijn gekapt. Gelet hierop heeft de rechtbank in navolging van het college terecht overwogen dat niet is gebleken dat zonder de vereiste kapvergunning bomen op de groenstrook zijn gekapt en voor gekapte bomen een herplantplicht geldt.
De bewonersvereniging kan niet worden gevolgd in haar betoog dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over het verwijderen van bomen achter Sluispolderweg 25b te Zaandam, nu de rechtbank heeft geoordeeld over het verwijderen van bomen op de groenstrook, waartoe ook de gronden achter dat perceel behoren.
Het betoog faalt in zoverre.
2.3. Ter zitting van de Afdeling is aan de hand van de verbeelding en ander kaartmateriaal vastgesteld dat het terras op het perceel [locatie A] de bestemming "Groen" heeft en de gronden ter plaatse op de verbeelding niet zijn voorzien van de aanduiding "terras". Uit de doeleindenomschrijving van artikel 5.1 van de planregels volgt dat het terras in strijd is met de bestemming "Groen", zoals de bewonersvereniging terecht heeft voorgedragen.
De rechtbank heeft niet onderkend dat bij besluit van 28 juni 2011 alleen een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend voor het bouwen van het bedrijfsverzamelgebouw. Uit de bij de aanvraag voor de bouw van het bedrijfsverzamelgebouw behorende overzichtstekening inzake de voorgenomen
splitsing in appartementenrechten, waarop naast bedrijfspand 13 een strook grond in de vorm van een driehoek is weergegeven, kan niet worden afgeleid dat daarmee een terras is aangevraagd en als zodanig is vergund.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank niet onderkend dat het college bevoegd is om handhavend op te treden tegen het terras. Dat [partijen] stellen dat een gemeenteambtenaar aan De Rijder Vastgoed B.V. bij e-mail van 11 januari 2013 heeft bericht dat voor het terras geen omgevingsvergunning is vereist indien het steigergedeelte wordt ingekort, hetgeen ook is gebeurd, maakt niet dat het college niet in beginsel bevoegd is handhavend op te treden tegen het terras wegens strijd met het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt in zoverre.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 9 november 2012 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking, voor zover het college zich niet bevoegd heeft geacht handhavend op te treden tegen het terras op het perceel [locatie A] te Zaandam. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2014 in zaak nr. 12/5890;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad van 9 november 2012, kenmerk 2012/105411 AWB/2012/0395, voor zover het college zich niet bevoegd heeft geacht handhavend op te treden tegen het terras op het perceel [locatie A] te Zaandam;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad aan de vereniging Bewonersvereniging Zijkanaal H het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 803,00 (zegge: achthonderdendrie euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015
374-761.