201501425/2/R6.
Datum uitspraak: 18 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
verzoeker,
en
provinciale staten van Gelderland,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2014 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Rondweg Voorthuizen N303" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2015, waar provinciale staten, vertegenwoordigd door ing. W.J.H. Eekhuis, ir. R.L.M. Westerhof en ir. A.J. Smith, allen werkzaam bij de provincie, bijgestaan door mr. E.C.M. Schippers en mr. M. Heerings, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het inpassingsplan voorziet in een nieuw tracé voor een deel van de N303 via een rondweg ten westen van Voorthuizen. Verder voorziet het inpassingsplan in een aantal verbindingswegen tussen de voorziene rondweg en bestaande wegen.
3. [verzoeker] keert zich tegen de in het inpassingsplan voorziene rondweg en de voorziene verbindingsweg tussen de rondweg, de voorziene noordelijke rondweg bij Voorthuizen en de bestaande Rubensstraat. Samengevat betwist [verzoeker] het nut en de noodzaak van de rondweg en de verbindingsweg, kan hij zich niet verenigen met het gekozen tracé en betoogt hij dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de voorziene verbindingsweg voor zijn woon- en leefklimaat. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, verzoekt [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Provinciale staten betogen dat het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Daartoe voeren provinciale staten aan dat pas begin 2016 zal worden aangevangen met de realisering van de voorziene rondweg en verbindingswegen. Wel zullen voor die tijd voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden bestaan uit technisch bodemonderzoek, archeologisch onderzoek, explosievenonderzoek, het verleggen van kabels en leidingen, het aanleggen van een meidoornhaag ten behoeve van de das en het aanleggen van een geluidwal en geluidscherm bij de begraafplaats.
4.1. [verzoeker] stelt dat wel sprake is van spoedeisend belang, omdat de verwerving van gronden voor de rondweg en de verbindingswegen door de provincie kan leiden tot onomkeerbare gevolgen.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt dat de door provinciale staten genoemde onderzoeken ook in het geval van schorsing van het inpassingsplan kunnen worden uitgevoerd. Bovendien is het niet aannemelijk dat deze onderzoeken leiden tot onomkeerbare gevolgen voor [verzoeker]. De aan te leggen meidoornhaag ten behoeve van de das is voorzien op een afstand van ongeveer 350 m van de woning van [verzoeker], zodat de aanleg hiervan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zal leiden tot nadelige gevolgen voor [verzoeker]. Wat betreft de aanleg van de geluidwal en het geluidscherm bij de begraafplaats, overweegt de voorzieningenrechter dat de aanleg hiervan niet leidt tot spoedeisend belang, nu eerst kort voor de aanleg van de rondweg en de verbindingsweg zal worden begonnen met de aanleg van de geluidwal en het geluidscherm, terwijl de voorzieningenrechter de verwachting heeft dat de hoofdzaak voordien ter zitting zal worden behandeld. Voor zover [verzoeker] vreest dat verwerving van gronden of onteigening door de provincie leidt tot onomkeerbare gevolgen voor hem en anderen, overweegt de voorzieningenrechter dat het privaatrechtelijke partijen, ook bij schorsing van het inpassingsplan, vrij staat om gronden in en om het plangebied te kopen en te verkopen. Verder geldt dat niet kan worden aangevangen met de werkzaamheden ten behoeve van de verbindingsweg bij [verzoeker] zolang de benodigde gronden nog in eigendom zijn van [verzoeker]. Voor zover [verzoeker] vreest voor onteigening, overweegt de voorzieningenrechter dat provinciale staten ter zitting hebben gesteld dat op zijn vroegst eind 2015 met een eventuele onteigening zal worden gestart. De voorzieningenrechter heeft de verwachting dat de hoofdzaak voordien ter zitting zal zijn behandeld. Gelet hierop bestaat ook in zoverre geen aanleiding om vooruitlopend op het oordeel van de Afdeling een voorlopige voorziening te treffen.
4.3. Gelet op het vorenstaande zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen onomkeerbare ontwikkelingen te verwachten totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het inpassingsplan bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Steenbergen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2015
528-767.