ECLI:NL:RVS:2015:1705
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 18 februari 2015 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 13 maart 2015 de zaak ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 20 mei 2015 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep begon op 14 maart 2015, de dag na de verzending van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had tot 20 maart 2015 de tijd om hoger beroep in te stellen, maar het hogerberoepschrift is pas op 23 maart 2015 bij de Raad van State ingekomen.
De Raad van State heeft verder overwogen dat de vreemdeling niet in verwarring kon verkeren over de termijn voor het indienen van het hoger beroep, aangezien de uitspraak op 13 maart 2015 per fax aan hem was verzonden. De omstandigheid dat de uitspraak ook per post op 16 maart 2015 is verzonden, heeft geen invloed gehad op de termijn. De Raad van State heeft daarom besloten om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.