201501211/2/R4.
Datum uitspraak: 18 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Groningen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2014, nr. 8a, heeft de raad het bestemmingsplan "Oranjebuurt-Noorderplantsoenbuurt" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2015, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker] en [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.M.M. Meinderts en H.K. de Jonge, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijken Oranjebuurt en Noorderplantsoenbuurt.
3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Wonen" voor de Noorderkerk aan de Akkerstraat 28, het achterliggende, voormalige rusthuis "Bethesda" en de bijbehorende kosterswoning. Binnen deze gebouwen zijn ongeveer honderd zelfstandige woningen met een vloeroppervlakte van elk ongeveer 30 m2 voorzien. [verzoeker] en anderen beogen met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
4. Ter zitting is gebleken dat de gemeente en de ontwikkelaar zo snel mogelijk willen beginnen met de realisering van de voorziene appartementen. Gelet hierop hebben [verzoeker] en anderen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. [verzoeker] en anderen betogen dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene appartementen in de Noorderkerk onvoldoende heeft gemotiveerd. Daartoe voeren zij aan dat de voorziene appartementen door studenten bewoond zullen worden, terwijl in de directe omgeving van de Noorderkerk, de Tuinbouwstraat en de Noorderbuitenhuissingel, al veel studenten wonen. Zij vrezen dat de komst van extra studenten leidt tot een verlies aan evenwicht en sociale cohesie in de buurt. Verder betogen [verzoeker] en anderen dat de voorziene woningen zullen leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidoverlast, parkeeroverlast en verlies aan privacy.
5.1. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat hij de voorziene ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar acht, omdat de bestaande bebouwing behouden blijft en losstaat van de omliggende bebouwing. Verder is er volgens de raad behoefte aan kwalitatief goede kleine appartementen en zullen de voorziene appartementen niet alleen door studenten worden bewoond, maar ook door andere jongeren, waaronder werkenden. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in een ontwikkeling die ruimtelijk aanvaardbaar is in een stedelijke omgeving. Daarbij neemt de voorzieningenrechter nog in aanmerking dat het gestelde verlies aan evenwicht en sociale cohesie in de buurt geen aspecten betreffen die in een bestemmingsplan worden geregeld.
Wat betreft het betoog van [verzoeker] en anderen dat de voorziene appartementen leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat, is de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op het ter zitting getoonde fotomateriaal, op voorhand van oordeel dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake zal zijn van zodanige geluidoverlast, parkeeroverlast of verlies van privacy dat de raad daaraan, bij afweging van alle betrokken belangen, een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat door [verzoeker] en anderen gevreesde eventuele toekomstige overlast wegens gebruik van de binnentuin bij het rusthuis, een aspect van handhaving van de openbare orde betreft.
6. [verzoeker] en anderen betogen verder dat het bestemmingsplan in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat de raad ter plaatse van de Kerklaan wel de komst van kleine woonruimte heeft uitgesloten door in de planregels de eis op te nemen dat alleen woningen met een minimale oppervlakte van 50 m2 zijn toegestaan, terwijl het plan voor de locatie met de voorziene woningen niet in een dergelijke regeling voorziet. Volgens [verzoeker] en anderen maakt de raad met de minimale oppervlakte ook ten onrechte onderscheid in leeftijdscategorieën.
6.1. Blijkens de verbeelding zijn aan de percelen aan de Kerklaan de bestemmingen "Wonen", "Centrum" en "Gemengd" met de functieaanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder h, sub 2, artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder h, sub 2, en artikel 11, lid 11.1, aanhef en onder a, van de planregels mag op de gronden met deze bestemmingen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke bouwaanduiding-1" de gebruiksoppervlakte van de woonfunctie van zelfstandige woningen en onzelfstandige woningen (kamerverhuur) bij nieuwbouw en/of gedeeltelijke vernieuwing door verbouw, vervangen van of toevoeging aan of bij panden en bij splitsing van zelfstandige woningen, niet minder bedragen dan 50 m2 per huishouden. Bestaande zelfstandige en onzelfstandige woningen met een bestaande gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2 per huishouden zijn toegestaan.
6.2. Over de door [verzoeker] en anderen gemaakte vergelijking met de situatie aan de Kerklaan wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt stelt dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie. Daarover heeft de raad gesteld dat aan de Kerklaan veel gezinswoningen en waardevolle gebouwen staan, die zonder een aanvullende regeling om kamerverhuur tegen te gaan, dreigen te verdwijnen of opgesplitst zullen worden. Volgens de raad is daarvan ter plaatse van de Noorderkerk geen sprake, onder meer omdat in de kerk zelfstandige woningen zijn voorzien en de kerk los staat van de bestaande, omliggende woningen. Verder voorziet het bestemmingsplan alleen in een onderscheid in minimale gebruiksoppervlakte en bevatten de planregels geen leeftijdseisen. In hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [verzoeker] en anderen aangehaalde situatie in de Kerklaan niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
7. In hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Steenbergen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2015
528-767.