ECLI:NL:RVS:2015:1578

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
201502429/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor bouwplannen in Niedorp

Op 11 mei 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te 't Veld, gemeente Niedorp, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2015. De rechtbank had het beroep van [verzoeker] tegen het niet tijdig bekend maken van een omgevingsvergunning ongegrond verklaard.

[Verzoeker] had op 24 december 2014 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van drie woningen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van [verzoeker] in strijd was met het bestemmingsplan "Buitengebied voormalige gemeente Niedorp" en dat er geen vergunning van rechtswege was ontstaan. [Verzoeker] ging in hoger beroep en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 30 april 2015, waar [verzoeker] werd bijgestaan door mr. A. van Balen, en het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon vertegenwoordigd was door ing. D. Treffers en ir. M. van Munster, werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vragen over de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan niet geschikt waren voor een voorlopige voorziening en dat er onvoldoende spoedeisende belangen waren om het verzoek te honoreren.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat [verzoeker] niet had aangetoond dat er een spoedeisend belang was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2015.

Uitspraak

201502429/2/A1.
Datum uitspraak: 11 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te 't Veld, gemeente Niedorp,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 13 februari 2015 in zaak nrs. 14/5398 en 14/5401 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon.
Procesverloop
Bij brief van 24 december 2014 heeft [verzoeker] beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
Bij uitspraak van 13 februari 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 april 2015, waar [verzoeker], bijstaan door mr. A. van Balen, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door ing. D. Treffers en ir. M. van Munster, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak waarin de rechtbank, kort weergegeven, heeft overwogen dat de door hem op 25 juni 2014 ingediende aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van drie woningen in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied voormalige gemeente Niedorp" en dat alleen met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure van het bestemmingsplan kan worden afgeweken, zodat ingevolge artikel 3:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen vergunning van rechtswege is ontstaan.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van het verzoek om voorlopige voorziening aangevoerd dat een voorlopig oordeel over de aangevallen uitspraak voor hem van belang is in relatie tot de verschillende andere lopende procedures over bouwplannen in het aan de orde zijnde plangebied.
2.1. Tussen partijen is in geschil of het door [verzoeker] aangevraagde bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en of dientengevolge de reguliere procedure of de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd had moeten worden en of er van rechtswege een omgevingsvergunning is ontstaan. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de artikelen 17.2, sub a, eerste en vierde lid en artikel 1, sub 20, onder b, van de planvoorschriften. In geschil is of de bij besluit van 1 december 2008 krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleende vrijstelling ten behoeve van het realiseren van vier kavels voor woondoeleinden in het desbetreffende plangebied in de bestemmingsplanvoorschriften is verwerkt en of die vrijstelling maakt dat het volgens het bestemmingsplan maximale toegestane aantal van negen woningen reeds is verbruikt. In dit verband is verder de vraag aan de orde of de in 2008 verleende vrijstelling maakt dat sprake is van bebouwing die krachtens een vrijstelling in uitvoering is en derhalve volgens de definitiebepaling in artikel 1, sub 20, onder b, van de planvoorschriften als "bestaand" moet worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent de beoordeling van deze vragen zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningsprocedure, maar vergt dit nader onderzoek in de hoofdzaak.
2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker] geen zodanige spoedeisende belangen gesteld dat het treffen van een voorlopige voorziening als door hem gevraagd gerechtvaardigd moet worden geacht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verzoeker] ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij met het bouwplan beoogt drie woningen op te richten voor zijn kinderen, maar dat niet binnenkort met de bouw zal worden begonnen. Voorts heeft [verzoeker] slechts gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen omdat een voorlopig oordeel over de zaak volgens hem van belang is in relatie tot de andere lopende procedures over bouwplannen in het plangebied. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit door hem gestelde belang onvoldoende om te rechtvaardigen dat, niettegenstaande de aan het slot van 2.1 getrokken conclusie, een voorlopige voorziening wordt getroffen.
3. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.
w.g. Borman w.g. Van den Berg
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2015
651.