201503540/1/A2.
Datum uitspraak: 7 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 april 2015 heeft het centraal stembureau de kandidatenlijst ‘blanco lijst met als eerste kandidaat [appellant]’ voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal ongeldig verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2015, waar [appellant] en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, werkzaam bij de Kiesraad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel R 2, eerste lid, van de Kieswet wordt bij de lijst overgelegd een schriftelijke verklaring van ten minste één lid van provinciale staten van iedere provincie waarvoor de lijst wordt ingeleverd dat hij de lijst ondersteunt.
Ingevolge artikel S 3, aanhef en onder b, is voor een provincie de lijst ongeldig waarbij niet is overgelegd een verklaring als bedoeld in artikel R 2, eerste lid, van een lid van provinciale staten van deze provincie, waarbij buiten beschouwing blijven de verklaringen van een lid van provinciale staten dat meer dan één verklaring heeft ondertekend.
2. [appellant] betoogt dat het centraal stembureau ten onrechte de kandidatenlijst ‘blanco lijst met als eerste kandidaat [appellant]’ ongeldig heeft verklaard.
2.1. Bij een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dient ingevolge artikel R 2, eerste lid, van de Kieswet voor iedere provincie waarvoor de lijst wordt ingeleverd, een schriftelijke verklaring van ten minste één lid van provinciale staten van die provincie te worden overgelegd dat hij die lijst ondersteunt. [appellant] heeft de kandidatenlijst ingediend voor alle kieskringen, zodat hij voor elke provincie ten minste één schriftelijke ondersteuningsverklaring van één lid van provinciale staten bij de lijst had moeten overleggen. [appellant] heeft geen enkele schriftelijke ondersteuningsverklaring als vorenbedoeld overgelegd. Het centraal stembureau heeft derhalve terecht de lijst ingevolge artikel S 3, aanhef en onder b, van de Kieswet ongeldig verklaard.
Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, is niet gericht tegen het besluit van het centraal stembureau en kan reeds daarom niet leiden tot een geslaagd beroep.
Voor zover hij beoogt in deze procedure de leden van de Kiesraad als getuigen te horen, ziet de Afdeling niet in dat dit op enigerlei wijze aan de uitkomst van dit geschil kan bijdragen.
Het betoog faalt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Borman w.g. Dallinga
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2015
18-705.