ECLI:NL:RVS:2015:1555

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
201502048/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake bestemmingsplan herziening door gemeente Maasdriel

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Scheepswerf Heerewaarden B.V. beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van de gemeente Maasdriel op haar verzoek om het bestemmingsplan 'Heerewaarden' te herzien voor het perceel Steeg 1-2 te Heerewaarden. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 21 april 2015.

Scheepswerf Heerewaarden betoogt dat de raad niet tijdig een besluit heeft genomen op haar verzoek tot herziening van het bestemmingsplan. De vennootschap verzoekt de raad om binnen een bepaalde termijn alsnog te besluiten en om een dwangsom vast te stellen op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit betekent dat er geen termijn is verbonden aan het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De Afdeling concludeert dat het beroep van Scheepswerf Heerewaarden niet-ontvankelijk is, omdat de brief van 21 oktober 2014, waarin de raad herinnerd werd aan de verplichting om tijdig een besluit te nemen, niet als een ingebrekestelling kan worden opgevat. Dit houdt in dat het beroepschrift nog niet kon worden ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201502048/1/R2.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Scheepswerf Heerewaarden B.V., gevestigd te Heerewaarden, gemeente Maasdriel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Scheepswerf Heerewaarden heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van de gemeente Maasdriel op haar verzoek om het bestemmingsplan "Heerewaarden" te herzien voor zover het betreft het perceel Steeg 1-2 te Heerewaarden.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2015.
Overwegingen
1. Scheepswerf Heerewaarden betoogt dat de raad niet tijdig een besluit heeft genomen op haar verzoek tot het herzien van het geldende bestemmingsplan voor haar perceel Steeg 1-2 te Heerewaarden. Scheepswerf Heerewaarden verzoekt de raad op te dragen om binnen een bepaalde termijn alsnog te besluiten op haar verzoek. Voorts verzoekt zij om met toepassing van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een dwangsom vast te stellen en de raad te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld.
Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, is een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a en b, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Ingevolge artikel 3:18, eerste lid, van de Awb, dat onderdeel uitmaakt van afdeling 3.4, neemt het bestuursorgaan, indien het een besluit op aanvraag betreft, het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, van de Wro, is artikel 3.8 niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen.
Ingevolge het tweede lid, besluit de gemeenteraad tot een afwijzing bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Gezien de onder 2 weergegeven wettelijke bepalingen is bij een aanvraag om vaststelling of herziening van een bestemmingsplan niet op voorhand duidelijk of ten aanzien van het reële besluit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is. Onder verwijzing naar de uitspraak van 4 juni 2010, in zaak nr. 201004914/2/R3 overweegt de Afdeling dat in een geval, waarin niet kan worden vastgesteld of afdeling 3.4 van de Awb toegepast zal worden, de beslistermijn geacht moet worden te zijn overschreden indien het bevoegd gezag binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag geen definitief besluit heeft genomen en evenmin een ontwerp van een besluit ter inzage heeft gelegd.
4. In de brief van 17 juli 2014, reeds op 16 juli 2014 per fax ontvangen, zet Scheepswerf Heerewaarden uiteen waarom zij het vanuit een oogpunt van inbraakpreventie wenselijk en noodzakelijk acht dat zij een deel van haar kantoorpand als woonruimte aan haar directeur kan verhuren. Zij verzoekt daartoe het college van burgemeester en wethouders in de eerste plaats om toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). In de tweede plaats, als naar het oordeel van het college het voorgaande niet mogelijk is, verzoekt Scheepwerf Heerewaarden het college om toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3, van de Wabo. Vervolgens staat in de brief:
"3. Indien voorgaande opties niet tot de mogelijkheden behoren- het bestemmingsplan partieel te herzien ex art. 3.1 Wro, waartoe u in dat geval het verzoek dient te beschouwen als zijnde gericht aan de gemeenteraad, of -in relatie tot het gestelde in de Leegstandswet- tijdelijke omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 2 van de Wabo te verlenen."
5. Bij brief van 21 oktober 2014 heeft Scheepswerf Heerewaarden de raad herinnerd aan de verplichting om tijdig een besluit te nemen op haar verzoek om herziening van het bestemmingsplan. Daargelaten of op dat moment reeds was voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in het in de brief van 17 juli 2014 onder nummer 3 opgenomen verzoek, wat daar ook van zij, is de brief van 21 oktober 2014 ontvangen binnen 14 weken na ontvangst van de brief van 17 juli 2014. De brief van 21 oktober 2014 kan reeds daarom niet als een ingebrekestelling worden opgevat. Daaruit volgt dat het beroepschrift van Scheepswerf Heerewaarden ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb nog niet kon worden ingediend.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
343-803.