201408214/1/R3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Boxtel,
appellant,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Noord-Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.C.W. Opdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. van Geel en M. Compter, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het bestemmingsplan voorziet in een samenvoeging en actualisering van de bestaande bestemmingsplannen voor de gebieden Munsel en Selissen in Boxtel.
4. [appellant], die op het perceel [locatie] te Boxtel een glastuinbouwbedrijf exploiteert, kan zich niet verenigen met de planregeling voor zijn perceel.
Daartoe voert hij aan dat het bouwvlak strak om de kas is gelegd, waardoor de vergunde composteerplaat buiten het bouwvlak ligt en voorts voor zijn perceel minder bouwmogelijkheden zijn opgenomen dan in het voorheen geldende plan "Munsel-Selissen". Volgens [appellant] is in de nota van zienswijzen opgenomen dat het bouwvlak zal worden aangepast, maar op de verbeelding van het vastgestelde plan is het bouwvlak niet aangepast. Voorts is in de nota van zienswijzen opgenomen dat de composteerplaat zal worden bestemd door de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" aan het perceel toe te kennen en bijbehorende regels in het plan op te nemen. Ook in zoverre is het vastgestelde plan volgens [appellant] niet aangepast.
[appellant] kan zich daarnaast niet verenigen met deze aanduiding en betoogt dat de aanduiding "opslag van afgedragen gewas en gebruik substraatmateriaal en het composteren van afgedragen gewas" aan zijn perceel dient te worden toegekend.
4.1. De raad stelt in de nota van zienswijzen dat een bouwvergunning is verleend voor de composteerplaat. Het plan zal worden gewijzigd door het bouwvlak op de verbeelding aan te passen, zodat de composteerplaat binnen het bouwvlak komt te liggen. Voorts is opgenomen dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" aan het perceel zal worden toegekend en bijpassende planregels zullen worden opgenomen.
De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" abusievelijk niet aan het perceel van [appellant] is toegekend.
4.2. Aan het perceel is de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" toegekend. Daarnaast is de aanduiding "bouwvlak" op een deel van het perceel opgenomen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" bestemd voor teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van een composteerplaat.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Agrarisch - Glastuinbouw" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf.
Ingevolge lid 5.2 mogen op de voor "Agrarisch - Glastuinbouw" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een doelmatig, reëel agrarisch glastuinbouwbedrijf waarbij geldt dat overtollige of leegstaande bebouwing en reeds verstrekte vergunningen worden betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid en de noodzaak van de bebouwing;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" uitsluitend permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.
4.3. De Afdeling stelt vast dat de composteerplaat buiten het bouwvlak ligt. Ter zitting heeft [appellant] ten behoeve van zijn betoog dat in het plan voor zijn perceel minder bouwmogelijkheden zijn opgenomen gewezen op de mogelijkheid in het voorheen geldende plan om de grenzen van het bouwvlak met 4 m te overschrijden ten behoeve van de bouw van kassen, zodat volgens hem in dit plan een groter bouwvlak had moeten worden opgenomen. De Afdeling overweegt dat de aanduiding "bouwvlak" in het plan moet worden verklaard met bijbehorende planregels om hieraan juridische betekenis te geven. In artikel 1.28 van de planregels is weliswaar een definitie van het begrip bouwvlak opgenomen, maar ter zitting is vastgesteld dat artikel 5 van de planregels, behoudens de bepaling over het huisvesten van seizoensarbeiders in binnen het bouwvlak gelegen bebouwing zoals opgenomen in artikel 5, lid 5.6.2, aanhef en onder d, geen bepaling bevat met betrekking tot deze aanduiding. Voorts is hierover niets opgenomen in de algemene bouwregels in artikel 29 van de planregels. De raad heeft ter zitting toegelicht dat in het voorliggende plan was beoogd was om een bouwvlak met bijbehorende planregeling ter plaatse van de bestaande bebouwing, waaronder de composteerplaat, op te nemen en voorts de bouwmogelijkheden uit het vorige plan over te nemen.
De Afdeling stelt voorts vast dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" niet aan het perceel van [appellant] is toegekend, maar aan het naastgelegen perceel met de bestemming "Agrarisch". De raad heeft in zijn verweerschrift en ter zitting bevestigd dat was beoogd de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" aan het perceel van [appellant] toe te kennen en gelet daarop ten onrechte in artikel 3 in plaats van artikel 5 van de planregels een regeling voor composteerplaten is opgenomen.
De Afdeling stelt vast dat voormelde wijzigingen zijn opgenomen in het vaststellingsbesluit, maar niet zijn verwerkt op de verbeelding en de planregels die door de raad zijn gewaarmerkt als behorend bij zijn besluit van 8 juli 2014 en ter inzage zijn gelegd. Gelet hierop stemmen de verbeelding en de planregels in zoverre niet overeen met het vaststellingbesluit. De Afdeling is derhalve van oordeel dat het bestreden besluit en het plan in onderlinge samenhang in zoverre zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Het betoog slaagt.
4.4. Wat betreft het betoog dat ter plaatse van de composteerplaat met de aanduiding "opslag van afgedragen gewas en gebruik substraatmateriaal en het composteren van afgedragen gewas" aan het perceel moet worden toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het toekennen van bestemmingen en aanduidingen in een bestemmingsplan. Niet is gebleken dat de composteerplaat niet als zodanig zal worden bestemd indien de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" hierna aan het perceel zal worden toegekend en in artikel 5 van de planregels zal worden opgenomen dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" zijn bestemd voor teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van een composteerplaat. Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt verder dat in de Bedrijvenlijst, die als bijlage bij de planregels is gevoegd, ten onrechte is opgenomen dat een afstand van 30 m tussen een glastuinbouwbedrijf en een woning dient te worden aangehouden, terwijl in het voorheen geldende bestemmingsplan "Munsel-Selissen" in de plantoelichting stond dat een afstand van 75 m diende te worden aangehouden en op de plankaart een cirkel was opgenomen waarbinnen woningbouw niet was toegestaan vanwege het bedrijf. De raad heeft niet gemotiveerd waarom een kortere afstand aanvaardbaar is en bovendien veroorzaakt de composteerplaat thans geurhinder.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor de in de Bedrijvenlijst opgenomen afstanden is aangesloten bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering"van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hieruit volgt dat een glastuinbouwbedrijf in milieucategorie 2 valt en een richtafstand van 30 m dient te worden aangehouden. Hierbij is rekening gehouden met de geurhinder van het bedrijf.
5.2. Vast staat dat in het voorheen geldende plan op de plankaart een aan het perceel van [appellant] grenzend vlak met een breedte van 75 m is opgenomen waarbinnen woningbouw niet was toegestaan vanwege het glastuinbouwbedrijf. Voorts staat vast dat de dichtstbijzijnde woning op een afstand van 75 m het perceel van [appellant] ligt. De Afdeling stelt vast dat in het plan binnen deze afstand geen nieuwe bouwmogelijkheden voor woningen zijn opgenomen, zodat het bij recht niet mogelijk is gemaakt om een woning op een kortere afstand van het perceel van Van den Ven te bouwen. Indien in een nieuw plan een woning op een kortere afstand van zijn perceel mogelijk zal worden gemaakt, zal daarbij rekening moeten worden gehouden met de milieubelasting van het glastuinbouwbedrijf. De raad heeft gelet daarop in redelijkheid niet noodzakelijk hoeven te achten om overeenkomstig het voorheen geldende plan een dergelijke cirkel op de verbeelding op te nemen. Voor zover [appellant] betoogt dat uit de Bedrijvenlijst volgt dat thans een richtafstand van 30 m van zijn bedrijf tot aan woningen geldt, overweegt de Afdeling dat de richtafstanden in de Bedrijvenlijst zijn opgenomen om te bepalen in welke milieucategorie een bedrijf valt, maar dat aan de richtafstanden zelf in het bestemmingsplan geen betekenis toekomt. Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid tot de gekozen wijze van bestemmen heeft kunnen komen. Het betoog faalt.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" voor het perceel [locatie] is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is gegrond. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beslechting van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 4.3 alsnog een planregeling voor de composteerplaat en het bouwvlak op het perceel [locatie] op te nemen en daarbij de bouwmogelijkheden uit het voorheen geldende plan in acht te nemen, dan wel een andere planregeling vast te stellen. Bij de voorbereiding van het te nemen besluit tot wijziging hoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het besluit tot wijziging van het plan dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en te worden medegedeeld.
7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Boxtel op om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overwegingen 4.3 en 6 de daar omschreven gebreken te herstellen en
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Kramer w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
429-758.