201409342/1/R3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bergen op Zoom,
appellant,
en
de raad van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Poort-Staakberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. K. Stoffer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het beroep van [appellant] heeft betrekking op de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel [locatie]. [appellant] voert aan dat het plan op dit perceel ten onrechte een bouwhoogte van slechts 10 m toestaat, waar elders op het bedrijventerrein De Poort de maximaal toegestane bouwhoogte 12 m bedraagt. Daarnaast stelt hij dat het plan ten onrechte geen detailhandel of kantoorruimte toestaat op het perceel [locatie], terwijl deze elders op het bedrijventerrein wel mogelijk wordt gemaakt.
2.1. De raad stelt dat overal op bedrijventerrein De Poort de maximaal toegestane bouwhoogte is beperkt tot 10 m. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat een functiemenging op bedrijventerrein De Poort onwenselijk is. Hij heeft daarom de keuze gemaakt om nieuwe detailhandel en kantoorruimte op het bedrijventerrein niet toe te staan. Bovendien is voor dergelijke functies elders binnen de gemeente wel ruimte. Bestaande kantoorruimte en detailhandel die toegestaan waren onder het vorige planologische regime zijn wel als zodanig bestemd, aldus de raad.
2.2. Aan het perceel [locatie] is de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven behorende tot de aangeduide categorie, opgenomen in de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
1. detailhandel;
2. zelfstandige kantoren;
[...].
Ingevolge lid 3.2, onder d, mag de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)".
2.3. Blijkens de verbeelding bedraagt de maximaal toegestane bouwhoogte op het perceel [locatie] 10 m. De Afdeling stelt vast dat ook elders op het bedrijventerrein binnen de bestemming "Bedrijf" de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m. Anders dan [appellant] stelt geldt elders op het bedrijventerrein De Poort bij recht geen grotere maximaal toegestane bouwhoogte dan op zijn eigen perceel. Verder bevindt zich elders op bedrijventerrein De Poort een vestiging van Gamma. Voor een eventuele verplaatsing van deze bouwmarkt binnen het bedrijventerrein is in artikel 17, lid 17.2, van de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Krachtens deze wijzigingsbevoegdheid kan het college van burgemeester en wethouders de maximaal toegestane bouwhoogte voor de gebouwen van deze bouwmarkt bij een verplaatsing vergroten tot en met 12 m. De mogelijkheid tot verplaatsing van de bouwmarkt en vergroting van de maximaal toegestane bouwhoogte is volgens de raad gebaseerd op een concreet plan van Gamma. Anders dan Gamma heeft [appellant] geen concreet plan overgelegd aan de raad dat voorziet in de vergroting van de gebouwen op zijn perceel tot een hoogte van 12 m.
Over de mogelijkheden voor detailhandel en kantoorruimte overweegt de Afdeling dat de raad de vestiging van detailhandel onwenselijk acht omdat het bedrijventerrein beschikbaar dient te blijven voor bedrijvigheid en voor andere functies zoals detailhandel en kantoren ruimte beschikbaar is op andere locaties. Om die reden sluit het plan de vestiging van nieuwe detailhandel en kantoorruimte uit. [appellant] heeft te kennen gegeven dat in de bestaande situatie op het perceel [locatie] geen detailhandel of kantoorruimte is gevestigd. Daarnaast bestaan hiervoor geen concrete plannen. Elders op het bedrijventerrein staat het plan detailhandel toe in de vorm van een bouwmarkt. Daarnaast is op het perceel ten zuiden van [locatie] kantoorruimte toegestaan. Het gaat hier evenwel om legaal bestaande detailhandel, onderscheidenlijk kantoorruimte.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel [locatie] is vastgesteld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het betoog faalt.
2.4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
288-656.