201408786/1/A1.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Wageningen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 september 2014 in zaak nr. 14/718 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Wageningen,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2013 heeft het college besloten aan de Oudlaan, nabij de kruising met de Simon Vestdijkstraat, een parkeervak aan te wijzen als parkeergelegenheid, welke enkel bestemd is voor het opladen van elektrische voertuigen (hierna: het verkeersbesluit).
Bij besluit van 16 december 2013 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 december 2013 vernietigd en bepaald dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2015, waar het college, vertegenwoordigd door M. Minkjan, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij] zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan, die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het BABW), voor zover thans van belang, moet de plaatsing of verwijdering van de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geschieden krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 26 geschiedt de bekendmaking van verkeersbesluiten door plaatsing van het besluit in de Staatscourant.
2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het door [wederpartij] ingediende bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard, nu [wederpartij] niet verschoonbaar te laat bezwaar heeft gemaakt. Het college voert aan dat de rechtbank, gelet op artikel 26 van het BABW, doorslaggevende betekenis had moeten toekennen aan de correcte publicatie van het besluit in de Staatscourant. Het college voert voorts aan dat in de publicatie in het huis-aan-huisblad "De Stad Wageningen" duidelijk naar voren komt bij welk parkeervak de oplaadpaal ten behoeve van het opladen van elektrische auto's geplaatst zal worden, zodat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanduiding van de plek onduidelijk is.
2.1. In de publicatie in "De Stad Wageningen" van 20 februari 2013 is vermeld dat het college heeft besloten een parkeervak op de Oudlaan, nabij de kruising met de Simon Vestdijkstraat, aan te wijzen als parkeergelegenheid voor het opladen van elektrische auto's. In de publicatie is voorts vermeld dat het verkeersbesluit is gepubliceerd in de Staatscourant, is te raadplegen op de website www.officielebekendmakingen.nl van de overheid en in het stadhuis. In de Staatscourant (2013, 4735), is anders dan in de publicatie in "De Stad Wageningen" vermeld dat de verkeersborden ten behoeve van het verkeersbesluit worden geplaatst zoals aangegeven op de bij besluit van 6 februari 2013 behorende situatietekening.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het door [wederpartij] ingediende bezwaarschrift verschoonbaar is. Daargelaten dat de verplichte publicatie in de Staatscourant, naar niet in geschil is, geen onjuistheden bevat, komt uit de publicatie in "De Stad Wageningen" naar voren dat het verkeersbesluit betrekking heeft op een parkeervak op de Oudlaan. Van [wederpartij] mocht worden verwacht dat hij zich nader had geïnformeerd over de precieze plek van het parkeervak waarop het verkeersbesluit betrekking heeft. Nu [wederpartij] dit heeft nagelaten komt de termijnoverschrijding voor het indienen van het door hem ingediende bezwaarschrift voor zijn rekening. De rechtbank heeft dit niet onderkend en ten onrechte overwogen dat het college het bezwaar van [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 16 december 2013 alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 september 2014 in zaak nr. 14/718;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
407-789.