201406160/1/A3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Nijmegen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2014 in zaken nrs. 13/6750 en 13/6173 in het geding tussen:
1. [persoon A] en [persoon B], wonend te Nijmegen,
2. [appellant A] en [appellant B]
en
de burgemeester van Nijmegen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2013 heeft de burgemeester aan [appellant B], onder gelijktijdige intrekking van de eerder verleende terrasvergunning, een vergunning verleend voor terrassen ten behoeve van de horeca-inrichting [horecabedrijf] aan de [locatie] te Nijmegen.
Bij besluit van 16 september 2013 heeft de burgemeester het door [persoon A] en [persoon B] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2014 heeft de rechtbank de door [appellant A] en [appellant B] en door [persoon A] en [persoon B] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [persoon A] en [persoon B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2015, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. M.I. Houben, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door L.C.C.M. Vullings-Voeten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [persoon A] gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.9, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (hierna: APV) kunnen aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Ingevolge artikel 1.11, eerste lid, kan de vergunning of ontheffing worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder dit verzoekt.
Ingevolge het tweede lid, onder b, wordt dit besluit niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.
Ingevolge artikel 2.3.1.5, eerste lid, beslist, in afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1, de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Ingevolge het tweede lid, tweede volzin, is het, indien de terrasvergunning geen voorschriften omtrent de sluitingstijden bevat, verboden het terras te hebben tussen 01.00 en 09.00 uur.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder c, kan de burgemeester de vergunning ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving van het terras.
In paragraaf 3.4, onder het kopje ‘Sluitingstijden’ van de Terrassennotitie "Nijmegen ’n rijk aan terrassen" staat vermeld dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.1.5, tweede lid, van de APV in zijn algemeenheid geldt dat een terras in ieder geval gesloten dient te zijn van 01.00 tot en met 09.00 uur. Bij aangetoonde overlast kan de sluitingstijd in individuele gevallen gewijzigd worden vanaf 23.00 uur. In dergelijke gevallen mag het terras dus geopend zijn van 09.00 tot en met 23.00 uur. Vanaf de sluitingstijd mogen geen bezoekers zich meer op het terras bevinden.
2. [appellant B] heeft op 31 januari 2013 bij de gemeente een aanvraag ingediend voor een zogenoemd eilandterras van 10m² ten behoeve van het Proeflokaal. Zij beschikt sinds 9 mei 2012 al over een vergunning voor drie naastgelegen terrassen.
Bij besluit van 6 maart 2013 heeft de burgemeester de vergunning van 9 mei 2012 ingetrokken en een nieuwe vergunning verleend, zonder beperking van de openingstijden, voor alle terrassen tezamen.
Bij besluit van 16 september 2013 heeft de burgemeester, naar aanleiding van de bezwaren van [persoon A] en [persoon B], met toepassing van artikel 1.9 gelezen in samenhang met artikel 2.3.1.5, tweede lid, van de APV, aan de vergunning een voorschrift verbonden waarbij de sluitingstijden van alle terrassen worden gesteld op 23.00 uur op zondag tot en met donderdag en op 24.00 uur op vrijdag en zaterdag.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester op basis van de gebruikte grondslag, artikel 2.3.1.5 van de APV, uitsluitend had kunnen komen tot weigering van de aanvraag tot uitbreiding van het terras. Dit artikel geeft geen grondslag om de eerder verleende vergunning voor het bestaande terras op een dergelijk ingrijpende wijze te wijzigen, aldus [appellant A] en [appellant B].
3.1. De burgemeester heeft toegelicht dat bij de beoordeling van de vergunningaanvraag voor de uitbreiding van het terras de bestaande terrasvergunning is ingetrokken en het gehele terras, inclusief de drie al bestaande terrassen, opnieuw is beoordeeld op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV. Bij die beoordeling is de omstandigheid dat er reeds drie terrassen waren vergund niet betrokken, aldus de burgemeester.
Noch artikel 2.3.1.5, noch enige andere bepaling uit de APV biedt een grondslag om de aanvraag voor uitbreiding met een vierde terras te beoordelen als een aanvraag voor het gehele terras, onder intrekking van de bestaande vergunning. Bij de beoordeling van de gevraagde uitbreiding, waarbij het vermelde in paragraaf 3.4 van de Terrassennotitie in acht dient te worden genomen, mag weliswaar het effect van het gehele terras op de omgeving worden betrokken, maar bij deze beoordeling dient het bestaande terras, inclusief de vergunde openingstijden, te worden gerespecteerd. Dit is alleen anders in de, zich hier niet voordoende, situatie dat de aanvraag is gericht op het gehele terras. In dat geval is artikel 1.11 van de APV op de aanvraag van toepassing. Dit artikel is eveneens van toepassing als toekenning van de aanvraag zou leiden tot een verandering van de omstandigheden, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, van dat artikel. In dat geval dient [appellant B], op grond van het tweede lid, onder b, in de gelegenheid te worden gesteld haar oordeel daarover kenbaar te maken.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De overige gronden behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van [appellant A] en [appellant B] en van [persoon A] en [persoon B] tegen het besluit van 16 september 2013 van de burgemeester alsnog gegrond verklaren. Dat besluit wordt vernietigd wegens onjuiste toepassing van artikel 2.3.1.5 van de APV. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 6 maart 2013 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 16 september 2013. De burgemeester dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de aanvraag voor de uitbreiding van het terras te beslissen.
5. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De door [persoon A] als derde-belanghebbende in hoger beroep gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2014 in zaken nrs. 13/6750 en 13/6173;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van Nijmegen van 16 september 2013, kenmerk JZ20/Z13.013644/D13.455775;
V. herroept het besluit van 6 maart 2013, kenmerk VH10/Z13.003472/D13.097019;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. draagt de burgemeester op opnieuw op de aanvraag van [appellant B] te beslissen;
VIII. veroordeelt de burgemeester van Nijmegen tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. veroordeelt de burgemeester van Nijmegen tot vergoeding van bij [persoon A] en [persoon B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X. gelast dat de burgemeester van Nijmegen aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 406,00 (zegge: vierhonderdzes euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt;
XI. gelast dat de burgemeester van Nijmegen aan [persoon A] en [persoon B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Slump w.g. Zegveld
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
43-773.