ECLI:NL:RVS:2015:1512

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
201405185/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand in het kader van onderbewindstelling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2014, waarin de rechtbank het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand, gedaan op 7 juni 2013. De aanvraag was gericht op het indienen van een verzoek tot onderbewindstelling van de zoon van [appellante]. De raad heeft het bezwaar van [appellante] tegen de afwijzing op 24 juni 2013 ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor bijstand van een advocaat, omdat het indienen van een verzoek tot onderbewindstelling niet noodzakelijk is om dit met medische gegevens te onderbouwen. [appellante] was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen noodzaak bestond voor juridische bijstand. Tijdens de zitting op 6 maart 2015, waar zowel [appellante] als de raad vertegenwoordigd waren, is de zaak behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens de Wet op de rechtsbijstand geen toevoeging wordt verleend als de behartiging van het belang redelijkerwijs aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. Ook is in het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria bepaald dat voor rechtsbijstand in zaken betreffende het Burgerlijk Wetboek geen toevoeging wordt verleend indien de kantonrechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen, tenzij het geval feitelijk of juridisch bijzonder ingewikkeld is.

De Afdeling concludeert dat de gestelde noodzaak om medische gegevens te verstrekken het geval van [appellante] niet bijzonder ingewikkeld maakt. Daarom bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201405185/1/A2.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2014 in zaak nr. 13/3775 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2013 heeft de raad de aanvraag van [appellante] om aan haar een toevoeging voor rechtsbijstand te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 juni 2013 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. L.J.G. Voorn, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) wordt voor rechtsbijstand in zaken betreffende Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geen toevoeging verleend, indien de kantonrechter bevoegd is van het verzoek, de vordering of het verweer kennis te nemen,
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
2. De aanvraag van [appellante] heeft betrekking op het indienen van een verzoek tot onderbewindstelling van de zoon van [appellante] bij de kantonrechter op grond van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen noodzaak bestaat tot bijstand van een advocaat omdat het voor de indiening van een verzoek tot onderbewindstelling niet noodzakelijk is om dit met medische gegevens te onderbouwen. Hiertoe voert [appellante] aan dat deze noodzaak wel degelijk bestaat, waarbij zij wijst op de brief van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2013.
3.1. Zoals volgt uit hetgeen in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Brt is bepaald, is uitgangspunt dat de raad geen toevoeging verstrekt voor een verzoek tot onderbewindstelling bij de kantonrechter. Slechts indien een voorkomend geval feitelijk dan wel juridisch bijzonder ingewikkeld is, kan de raad van dit uitgangspunt afwijken.
De gestelde noodzaak om medische gegevens te verstrekken maakt het geval van [appellante] nog niet feitelijk of juridisch bijzonder ingewikkeld. Reeds hierom is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
636.