ECLI:NL:RVS:2015:1508

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
201402951/8/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 19 april 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F.C.M.A. Michiels, de staatsraad die als voorzitter fungeerde in de meervoudige kamer die de zaak met nummer 201402951/1/R1 behandelde. Het verzoek tot wraking werd behandeld op 29 april 2015 tijdens een openbare zitting. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J. de Bruin, stelde dat de staatsraad partijdig was en hem had geschoffeerd tijdens de zitting van 25 maart 2015. Hij betoogde dat de staatsraad de gemeente bevoordeelde en dat zijn verzoek om heropening van het onderzoek ten onrechte was afgewezen op 13 april 2015. De staatsraad heeft echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich te verdedigen tijdens de zitting.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het wrakingsverzoek op 29 april 2015 afgewezen. De Afdeling overwoog dat verzoeker niet tijdig had verzocht om wraking, aangezien hij niet had voldaan aan de vereisten van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een verzoek tot wraking wordt ingediend zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De Afdeling concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat hij niet eerder om wraking had kunnen verzoeken.

Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de beslissing van de staatsraad om het onderzoek niet te heropenen een processuele beslissing was die niet ter beoordeling stond in een wrakingsprocedure. De Afdeling vond geen aanwijzingen voor vooringenomenheid van de staatsraad en concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de staatsraad niet onpartijdig zou oordelen in de zaak. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

201402951/8/R1.
Datum beslissing: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 19 april 2015, ingekomen bij de Raad van State op dezelfde datum, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. F.C.M.A. Michiels (hierna: de staatsraad) als voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201402951/1/R1.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 29 april 2015 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam, is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 29 april 2015 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
2. [verzoeker] betoogt dat hem bij de openbare behandeling van zijn beroep in de zaak nr. 201402951/1/R1 ter zitting van 25 maart 2015, door de staatsraad om de gemeente te bevoordelen de mond is gesnoerd en de staatsraad op 13 april 2015 ten onrechte afwijzend heeft beslist op zijn verzoek om heropening van het onderzoek in voormelde zaak teneinde nadere stukken over te leggen, waaruit blijkt dat ter zitting getoonde kadastrale gegevens onjuist zijn. Hiermee heeft de staatsraad blijk gegeven van vooringenomenheid jegens hem in het belang van de gemeente en staat de partijdigheid van de staatsraad vast, aldus [verzoeker].
3. [verzoeker] heeft het verzoek tot wraking op 19 april 2015 ingediend. Voor zover dit verzoek berust op de handelwijze van de staatsraad op de zitting van 25 maart 2015, is het niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden [verzoeker] redelijkerwijs bekend waren. Niet is gebleken dat [verzoeker] niet eerder om wraking had kunnen verzoeken. Aldus heeft hij niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb.
4. Bij brief van 13 april 2015 is [verzoeker] door de staatsraad op de hoogte gesteld van de beslissing dat de na de sluiting van het onderzoek ter zitting binnengekomen stukken geen aanleiding geven het onderzoek te heropenen. Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op deze beslissing wordt overwogen dat het om een processuele beslissing gaat, die als zodanig niet ter beoordeling staat in een wrakingsprocedure. Het instrument van wraking is niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen een dergelijke beslissing te worden aangewend. Evenmin is aanvaardbaar dat het wordt aangewend om te bewerkstelligen dat het verzoek om heropening van het onderzoek alsnog wordt ingewilligd. De Afdeling ziet in de beslissing van de staatsraad geen grond voor het oordeel dat daaruit blijkt van vooringenomenheid van de staatsraad jegens [verzoeker] dan wel dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is. Evenmin vormt dit een toereikende grondslag voor de conclusie dat een bij [verzoeker] bestaande vrees voor partijdigheid van de staatsraad objectief gerechtvaardigd is. Geen grond bestaat voor het oordeel dat in de zaak door de staatsraad niet onpartijdig een oordeel zal worden geveld.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, griffier.
Scholten-Hinloopen Bongertman
voorzitter griffier
709.