ECLI:NL:RVS:2015:1492
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.B.M. Hent
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 1 mei 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 9 maart 2015 was afgewezen. De rechtbank had op 23 april 2015 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.
In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat de argumenten die in het hogerberoepschrift naar voren zijn gebracht, niet voldoende waren om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad van State oordeelde dat de aangevoerde punten geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden.
Daarom werd het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.