201500903/2/A1.
Datum uitspraak: 30 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting Stichting Woonomgeving Jan Wierhof, gevestigd te Tilburg, [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], allen wonend te Tilburg, (hierna tezamen: Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 december 2014 in zaken nrs. 14/4716 en 14/4974 in het geding tussen:
Stichting Novadic-Kentron Groep en Stichting GGz Breburg Groep (hierna tezamen in enkelvoud: Stichting Novadic-Kentron Groep),
Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2014 heeft het college aan Stichting Novadic-Kentron Groep omgevingsvergunning verleend voor het gedeeltelijk verbouwen van gebouw 6 op het terrein van het psychiatrisch centrum Jan Wier op het perceel Jan Wierhof 7 te Tilburg.
Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college het door Stichting Bescherming Woonomgeving Jan Wierhof en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en alsnog omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het kunnen vestigen van een medische heroïne-unit in gebouw 6 op het perceel.
Bij uitspraak van 19 december 2014 heeft de rechtbank onder meer het door Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen hoger beroep ingesteld. Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 april 2015, waar Stichting Woonomgeving Jan Wierhof, vertegenwoordigd door mr. P.A. Kok, advocaat te Woerden, [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. P.A. Kok, [verzoeker C], vertegenwoordigd door mr. P.A. Kok, het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk en Stichting Novadic-Kentron Groep en Stichting GGz Breburg Groep, vertegenwoordigd door mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen strekt er toe dat de besluiten van 29 januari 2014 en 27 juni 2014 worden geschorst tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
3. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de omgevingsvergunning ziet op een inpandige verbouwing ten behoeve van het vestigen van de medische heroïne-unit in het gebouw en ter zitting is komen vast te staan dat het belang van Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen ziet op het voorkomen van het in gebruik nemen van de medische heroïne-unit in verband met de overlast die ze daarvan vrezen en niet de verbouwing als zodanig. Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het in gebruik nemen van het gebouw ten behoeve van de medische heroïne-unit zal leiden tot onomkeerbare gevolgen. Bovendien staat tegenover het belang van Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen bij het voorkomen van overlast het belang van het college en Stichting Novadic Kentron Groep bij het thans gebruik kunnen maken van de omgevingsvergunning. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals ook door het college en door de Stichting Novadic-Kentron Groep ter zitting is toegelicht, de omgevingsvergunning dient ter verplaatsing van een bestaande medische heroïne-unit gevestigd op een andere locatie waarvoor een tijdelijke ontheffing is verleend tot 1 juli 2015 en wordt verder in aanmerking genomen dat aan de toegekende subsidie voor de onderhavige medische heroïne-unit de voorwaarde is verbonden dat de medische heroïne-unit op de andere locatie uiterlijk 1 juli 2015 is verhuisd. Nu voorts binnen afzienbare tijd een uitspraak op het hoger beroep van Stichting Woonomgeving Jan Wierhof en anderen te verwachten valt, is met het verzoek dan ook geen zodanig spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening, gelet op de betrokken belangen, rechtvaardigt.
4. Het verzoek dient te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kos
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2015
580.