ECLI:NL:RVS:2015:1474

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
201409216/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2014. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 22 april 2014 de voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2014 herzien naar nihil. Dit besluit werd later door de Belastingdienst/Toeslagen bevestigd in een besluit van 23 juni 2014, waarin het bezwaar van [appellant] ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft de Belastingdienst/Toeslagen op 23 september 2014 de voorschotten herzien naar bedragen van respectievelijk € 345,00, € 424,00 en € 1.103,00.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de partner van [appellant] in de relevante periode geen rechtmatig verblijf in Nederland had. [appellant] heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank dit ten onrechte heeft overwogen en dat de besluitvorming in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat eerder aan hem zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag waren toegekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 april 2015 behandeld, waarbij zowel [appellant] als de Belastingdienst/Toeslagen aanwezig waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op basis van de gegevens uit de GBA mocht baseren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de verblijfstitelcodes. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201409216/1/A2.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2014 in zaken nrs. 14/5871, 14/5872 en 14/5873 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2014 herzien naar nihil.
Bij besluit van 23 juni 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 23 september 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2014 herzien naar onderscheidenlijk € 345,00, € 424,00 en € 1.103,00.
Bij mondelinge uitspraak van 28 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 23 juni 2014 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. L. Kuijper, advocaat te Den Haag, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) heeft de belanghebbende, ingeval de partner van de belanghebbende een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vw 2000, geen aanspraak op een tegemoetkoming.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbende die een aanvraag voor een tegemoetkoming indient vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge het vijfde lid kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge het zesde lid kan herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, worden, indien voorschotten zijn verleend, deze verrekend met de tegemoetkoming.
Ingevolge het derde lid kan de in het tweede lid bedoelde verrekening leiden tot een terug te vorderen bedrag.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 23 juni 2014 ten grondslag gelegd dat de partner van [appellant] in 2014 geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Bij besluit van 23 september 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen dit besluit gewijzigd. Daarbij heeft de dienst zich op het standpunt gesteld dat de partner van [appellant] van 1 januari 2014 tot 25 juli 2014 in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft gehad en dat [appellant] derhalve over die periode geen aanspraak heeft op zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zijn partner in de periode van 1 januari 2014 tot 25 juli 2014 geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraken van 8 juni 2011 in zaak nr. 201009793/1/H2 en van 1 augustus 2012 in zaak nr. 201111233/1/A2) mag uitgaan van de gegevens uit de GBA, tenzij voldoende twijfel bestaat over de juistheid van de daarin opgenomen verblijfstitelcodes. [appellant] heeft zijn betoog dat zijn partner van 1 januari 2014 tot 25 juli 2014 rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, niet gemotiveerd. Gelet hierop bestond voor de Belastingdienst/Toeslagen geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de in de GBA opgenomen verblijfstitelcode. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen bij zijn besluitvorming daarvan mocht uitgaan.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de besluitvorming van de Belastingdienst/Toeslagen in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat eerder zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag zijn toegekend. Verder betoogt hij dat de besluitvorming in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkomingen heeft teruggevorderd vanwege de latere afwijzing van de verblijfsvergunning van zijn partner. De besluitvorming is voorts in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, omdat de Belastingdienst/Toeslagen reeds ten tijde van de verstrekking van het voorschot op 27 december 2013 ermee bekend was dat zijn partner een verblijfsvergunning had aangevraagd. De dienst heeft [appellant] toen ten onrechte niet geïnformeerd over het feit dat de voorschotten konden worden teruggevorderd indien deze aanvraag niet tot een verblijfsvergunning voor zijn partner zou leiden. Evenmin heeft de Belastingdienst/Toeslagen draagkrachtig gemotiveerd waarom de voorschotten zijn teruggevorderd, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen bekend was met de onzekere verblijfsstatus van de partner van [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 juli 2009 in zaak nr. 200808514/1/H2), vloeit uit artikel 16, eerste lid, gelezen in verbinding met het vijfde en zesde lid en artikel 24, tweede en derde lid, van de Awir voort dat aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Het voorschot wordt verleend tot het vermoedelijke bedrag van de tegemoetkoming en kan worden herzien. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich derhalve in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] er niet op mocht vertrouwen dat de dienst de voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag niet zou herzien en door dit te doen niet in strijd met het vertrouwens-, rechtszekerheids- en motiveringsbeginsel heeft gehandeld. Voorts kan van de Belastingdienst/Toeslagen niet worden gevergd dat hij iedere aanvrager van een tegemoetkoming afzonderlijk informeert over de consequenties van onzekere toekomstige gebeurtenissen voor zijn aanspraak op een tegemoetkoming. Door [appellant] hierover niet te informeren heeft de Belastingdienst/Toeslagen dan ook niet in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel gehandeld.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
362-809.