ECLI:NL:RVS:2015:1462

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
201408437/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van subsidie door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven aan Stichting Urban Scene Support

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Stichting Urban Scene Support tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De stichting had een subsidie ontvangen voor het project 'Cultuur Totaal 2012', maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven stelde deze subsidie vast op nihil en vorderde een eerder betaald voorschot van € 40.470,00 terug. Dit besluit was genomen omdat de stichting niet had voldaan aan de verplichting om een inhoudelijk verslag over de besteding van de subsidie in te dienen. De rechtbank had het beroep van de stichting ongegrond verklaard, waarna de stichting in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 maart 2015. De stichting voerde aan dat zij de activiteiten had uitbesteed aan Mad Skills B.V., maar dat er een conflict was ontstaan waardoor Mad Skills weigerde een inhoudelijk verslag op te stellen. De stichting stelde dat zij op andere manieren verantwoording had afgelegd, onder andere door het overleggen van de jaarrekening 2012 en andere financiële documenten. Het college had echter gemotiveerd dat deze stukken niet voldoende inzicht gaven in de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

De Raad van State oordeelde dat de stichting niet had voldaan aan de verplichting om een inhoudelijk verslag in te dienen, en dat het college op basis van de beschikbare informatie in redelijkheid de subsidie op nihil had kunnen vaststellen en het voorschot had kunnen terugvorderen. Het hoger beroep van de stichting werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201408437/1/A2.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Urban Scene Support, gevestigd te Eindhoven,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 september 2014 in zaak nr. 14/1588 in het geding tussen:
de stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2013 heeft het college de aan de stichting verleende subsidie "Cultuur Totaal 2012" vastgesteld op nihil en het betaalde voorschot van € 40.470,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 28 maart 2014 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 september 2014 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], bijgestaan door mr. H. den Besten, advocaat te Almere, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.G.J. Raaijmakers, drs. J.E.M. Frankhuizen-Spierenburgh en ing. N.S. van den Heuvel, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, kan de subsidie lager worden vastgesteld indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Ingevolge artikel 4:57, eerste lid, kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven dient de subsidieontvanger, indien de subsidieverlening € 5.000,00 of meer bedraagt, maar minder dan € 50.000,00, een aanvraag tot vaststelling in bij het college uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.
Ingevolge het tweede lid bevat de aanvraag tot vaststelling een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.
2. Bij besluit van 13 december 2011 heeft het college een eenmalige subsidie "Cultuur Totaal 2012" van € 42.600,00 verleend aan de stichting voor nader genoemde activiteiten. Voorts is een voorschot verleend van 95% van het subsidiebedrag. Tot slot is in het besluit vermeld dat de subsidie na afloop van het subsidiejaar moet worden vastgesteld en dat de stichting met het oog daarop uiterlijk voor 1 mei 2013 een aanvraag tot subsidievaststelling dient in te dienen, waarbij een inhoudelijk verslag moet worden gevoegd waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.
Bij brief van 21 maart 2013 heeft het college de stichting eraan herinnerd dat de aanvraag om subsidievaststelling voor 1 mei 2013 dient te worden ingediend.
De stichting heeft op 30 april 2013 de jaarrekening 2012 bij het college ingediend met het verzoek om de subsidie vast te stellen.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft het college de stichting verzocht om binnen tien dagen een inhoudelijk verslag in te dienen.
Bij brief van 6 juni 2013 heeft het college de stichting meegedeeld het voornemen te hebben om de subsidie vast te stellen op nihil en het uitbetaalde voorschot terug te vorderen.
Bij brief van 30 juni 2013 heeft de stichting zijn zienswijze hierover kenbaar gemaakt.
Op 15 juli 2013 heeft de stichting een opsomming van projecten ingediend bij het college.
Bij besluit van 25 juli 2013, gehandhaafd bij besluit van 28 maart 2014, heeft het college de subsidie vastgesteld op nihil en het uitbetaalde voorschot van € 40.470,00 teruggevorderd. Volgens het college heeft de stichting niet voldaan aan de verplichting om een inhoudelijk verslag over te leggen ten behoeve van de subsidievaststelling. Op basis van de door de stichting overgelegde andere stukken kan niet worden vastgesteld of de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, aldus het college.
3. Niet is in geschil dat de stichting niet heeft voldaan aan de verplichting om een inhoudelijk verslag in te dienen en dat het college om die reden bevoegd was om de subsidie lager vast te stellen.
4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De stichting voert aan dat zij de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, heeft uitbesteed aan Mad Skills B.V. De directeur van deze vennootschap en de voorzitter van de stichting zijn in een juridisch conflict geraakt. De stichting verstrekt geen subsidiegelden meer aan Mad Skills en om die reden weigert Mad Skills een inhoudelijk verslag voor de stichting op te stellen waarin de besteding van de subsidiegelden wordt verantwoord. De stichting stelt dat zij door deze situatie geen inhoudelijk verslag heeft kunnen overleggen en alleen op andere wijze rekening en verantwoording kan afleggen. De stichting betoogt dat zij door het overleggen van de jaarrekening 2012 en vele andere financiële stukken, die een redelijk goed inzicht geven hoe de subsidiegelden zijn besteed, financiële verantwoording heeft afgelegd aan het college. Volgens de stichting weigert het college echter om die stukken inhoudelijk te beoordelen.
4.1. Het geschil tussen de stichting en Mad Skills laat onverlet dat op de stichting de verplichting rust om een inhoudelijk verslag over te leggen ten behoeve van de vaststelling van de subsidie. Het inhoudelijk verslag is voor het college van belang om inzicht te krijgen of de in het besluit tot subsidieverlening vermelde activiteiten zijn verricht en of de daarbij vermelde resultaatindicatoren en frequenties zijn gerealiseerd. De stichting heeft geen inhoudelijk verslag overgelegd, maar wel andere stukken. Anders dan de stichting stelt, heeft het college deze stukken inhoudelijk beoordeeld. Het college heeft in het besluit van 28 maart 2014 uitgebreid gemotiveerd waarom de overgelegde stukken niet die informatie bevatten die van belang is voor het verkrijgen van het benodigde inzicht in de gerealiseerde activiteiten in het kader van subsidieverlening. De stichting heeft ook in hoger beroep geen gronden aangevoerd waarom die motivering onjuist zou zijn. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien om de door het college gegeven motivering onjuist te achten. Nu op basis van de door de stichting overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld of de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid de aan de stichting verleende subsidie op nihil heeft kunnen stellen en tot terugvordering van de voorschotten heeft kunnen overgaan.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
609.