ECLI:NL:RVS:2015:1444

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
201403452/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van documenten over verkeersboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2014. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant sub 1] ongegrond verklaard, nadat de korpschef van politie een verzoek om verstrekking van documenten over een verkeersboete had ingewilligd. Het verzoek van [appellant sub 1] was gericht op de openbaarmaking van informatie over de verkeerscontrole en de bijbehorende NMi-verklaring. De rechtbank oordeelde dat de korpschef aannemelijk had gemaakt dat de NMi-verklaring als bijlage bij het besluit van 7 maart 2013 was gevoegd en dat [appellant sub 1] deze had ontvangen. Het hoger beroep van [appellant sub 1] richtte zich tegen deze conclusie van de rechtbank, waarbij hij aanvoerde dat het gescande besluit dat de korpschef had overgelegd niet identiek was aan het door hem ontvangen besluit, en dat de NMi-verklaring niet expliciet was vermeld in het besluit van 7 maart 2013.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 april 2015 behandeld. De korpschef had een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling oordeelde dat het incidenteel hoger beroep van de korpschef niet-ontvankelijk was, omdat hij geen belang had bij het hoger beroep. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van [appellant sub 1] ongegrond was. De rechtbank had terecht overwogen dat de korpschef aannemelijk had gemaakt dat de NMi-verklaring was verstrekt en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201403452/1/A3.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [plaats],
2. de korpschef van politie,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2014 in zaak nr. 13/2945 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
de korpschef.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2013 heeft de korpschef een door [appellant sub 1] ingediend verzoek om verstrekking van documenten over een aan hem opgelegde verkeersboete ingewilligd.
Bij besluit van 18 april 2013 heeft de korpschef het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 maart 2014 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2015, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.C.L.M.A. van Gemert is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame ins[appellant sub 1]ng, dienst of bedrijf.
2. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant sub 1] heeft verzocht om openbaarmaking van informatie over de verkeerscontrole en de controleapparatuur en gelet hierop de verklaring van het Nederlands Meetinstituut (hierna: de NMi-verklaring) naar haar oordeel onder het verzoek valt. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de korpschef met het overleggen van de uitdraai van de op de postafdeling gescande documenten aannemelijk heeft gemaakt dat de NMi-verklaring als bijlage bij het besluit van 7 maart 2013 is gevoegd. Nu [appellant sub 1] het besluit en de overige bijlagen heeft ontvangen, heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat ook de NMi-verklaring aan [appellant sub 1] is verzonden. De enkele ontkenning van [appellant sub 1] dat hij de NMi-verklaring heeft ontvangen vormt onvoldoende aanleiding voor het oordeel om aan de ontvangst daarvan door [appellant sub 1] te twijfelen, aldus de rechtbank. Volgens de rechtbank vormt het enkele feit dat in het besluit van 7 maart 2013 de NMi-verklaring niet expliciet is vermeld geen reden om dat besluit onrechtmatig te achten vanwege een aan de korpschef te wijten onrechtmatigheid. Gelet hierop heeft de korpschef terecht geen aanleiding gezien voor vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpschef aannemelijk heeft gemaakt dat de NMi-verklaring als bijlage bij het besluit van 7 maart 2013 is gevoegd. Daartoe voert hij aan dat het door de korpschef bij de rechtbank overgelegde gescande afschrift van het besluit afwijkt van het door hem ontvangen besluit. Zo ontbreekt op het gescande besluit de ondertekening en het datumstempel. Uit een niet-identiek afschrift van het besluit van 7 maart 2013 volgt niet dat de NMi-verklaring tezamen met dat besluit aan hem is verstrekt, aldus [appellant sub 1]. Voorts heeft hij niet volstaan met de enkele ontkenning van de ontvangst van de NMi-verklaring, maar heeft hij er op gewezen dat de NMi-verklaring niet in het besluit van 7 maart 2013 wordt vermeld. Dat in dit besluit onder het kopje "Bijlage(n)" 175 wordt vermeld, onderstreept dat fouten zijn gemaakt bij het verzamelen van de bijlagen, aldus [appellant sub 1].
3.1. Dat het gescande besluit niet identiek is aan het door [appellant sub 1] ontvangen besluit en in het besluit abusievelijk is vermeld dat 175 bijlagen zijn bijgevoegd, biedt geen grond voor het oordeel dat niet alle daarbij gevoegde bijlagen, waaronder de NMi-verklaring, aan [appellant sub 1] zijn verstrekt. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de korpschef aannemelijk heeft gemaakt dat de NMi-verklaring als bijlage bij het besluit van 7 maart 2013 is gevoegd.
Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 7 maart 2013 niet strekte tot openbaarmaking van de NMi-verklaring en dit besluit een weigering behelst om de NMi-verklaring openbaar te maken. Door hangende het bezwaar de NMi-verklaring alsnog te verstrekken is het besluit van 7 maart 2013 herroepen, waarmee de onrechtmatigheid van dat besluit is gegeven. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de korpschef terecht geen aanleiding heeft gezien voor vergoeding van de door hem in bezwaar gemaakte kosten, aldus [appellant sub 1].
4.1. Zoals onder 3.1 is overwogen heeft de rechtbank terecht overwogen dat de korpschef aannemelijk heeft gemaakt dat de NMi-verklaring als bijlage bij het besluit van 7 maart 2013 is gevoegd en aldus openbaar is gemaakt. Dat de korpschef bij het besluit op bezwaar van 18 april 2013 nogmaals de NMi-verklaring heeft bijgevoegd maakt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet dat het besluit van 7 maart 2013 is herroepen wegens een aan de korpschef te wijten onrechtmatigheid.
Het betoog faalt.
Het incidenteel hoger beroep van de korpschef
5. De korpschef betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de NMi-verklaring binnen de reikwijdte van het verzoek valt. Daartoe voert hij aan dat [appellant sub 1] niet uitdrukkelijk heeft verzocht om verstrekking ervan.
5.1. Nu de korpschef naar aanleiding van het verzoek de NMi-verklaring aan [appellant sub 1] heeft verstrekt en aldus openbaar gemaakt, heeft hij geen belang bij het door hem ingestelde hoger beroep. Derhalve is het door de korpschef ingestelde incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
6. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van de korpschef is niet-ontvankelijk. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het door de korpschef ingestelde incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Verheij w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
382-798.