ECLI:NL:RVS:2015:1441

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
201407456/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor de bouw van appartementen in Putten en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden

In deze zaak heeft de Raad van State op 6 mei 2015 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan dat op 2 juli 2014 door de raad van de gemeente Putten is vastgesteld. Het plan betreft de bouw van maximaal 14 appartementen aan de [locatie 1] te Putten, met een appartementengebouw van maximaal drie bouwlagen. De appellant, wonend te Putten, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat door visuele hinder, vermindering van privacy, en een toename van geluid- en geuroverlast. De raad van de gemeente Putten heeft in een verweerschrift aangegeven dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zal veroorzaken en dat het aantal bouwlagen en appartementen is teruggebracht naar aanleiding van zienswijzen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 20 maart 2015 ter zitting behandeld. De appellant heeft zijn bezwaren toegelicht, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door G. Alberts. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de toetsing door de Afdeling terughoudend is. De Afdeling heeft vastgesteld dat de afstand tussen het bouwvlak en de woning van de appellant ongeveer 10 meter bedraagt, en dat de visuele hinder en vermindering van privacy niet zodanig ernstig zijn dat de raad het plan niet had mogen vaststellen.

De Afdeling heeft ook de vrees van de appellant voor geluid- en geuroverlast en parkeeroverlast beoordeeld. De raad heeft aangegeven dat de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost en dat er voldoende openbare parkeerplaatsen in de omgeving zijn. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de effecten op de parkeersituatie beperkt zullen zijn. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201407456/1/R2.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Putten,
appellant,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door G. Alberts, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts hebben [derde belanghebbende A] en [derde belanghebbende B], als derde-belanghebbenden, het woord gevoerd.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een plan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft betrekking op de bouw van maximaal 14 appartementen aan de [locatie 1] te Putten met een appartementengebouw van maximaal drie bouwlagen. Het plan biedt tevens de mogelijkheid om de begane grond van dat appartementengebouw ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening" in te richten ten behoeve van zakelijke- of maatschappelijke dienstverlening. Het plan dient ter vervanging van een eerder op dit perceel gevestigd medisch centrum met een tandartsenpraktijk.
3. [appellant], die woont aan de [locatie 2] te Putten, vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat omdat het realiseren van het appartementengebouw en van bijgebouwen langs de erfgrens op korte afstand van zijn woning en perceel leidt tot visuele hinder en vermindering van privacy en dag- en zonlichttoetreding in zijn woning en tuin. Voorts vreest hij voor een toename van geluid- en geuroverlast ten gevolge van het starten van motoren en dichtslaande deuren van auto’s die direct grenzend aan zijn perceel kunnen parkeren. Tevens vreest hij voor parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving van zijn woning ten gevolge van de nieuwe ontwikkeling. Het plan wijkt af van de bestaande situatie omdat het gebouw hoger wordt en ander gebruik mogelijk maakt. Het medische centrum werd niet in de avonduren en weekenden gebruikt. Voorts betoogt [appellant] dat het plan in strijd is met het ruimtelijk beleid dat is neergelegd in de gemeentelijke inbreidingsnota uit 2003 omdat de betreffende locatie niet is vermeld als locatie waar herontwikkeling is voorzien.
4. De raad stelt dat geen sprake is van strijd met de gemeentelijke inbreidingsnota uit 2003. Naar aanleiding van de zienswijzen is het aantal bouwlagen teruggebracht van 4 naar 3 en het aantal appartementen van 17 naar 14. De raad stelt zich op het standpunt dat als gevolg van het gewijzigd vastgestelde plan geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zal plaatsvinden. De raad wijst in dit verband op de bestaande situatie en wijst er tevens op dat het plangebied in een dichtbebouwde stedelijke omgeving ligt.
5. Ingevolge het plan rust op de gronden de bestemming "Wonen" met aanduiding "maximum aantal wooneenheden 14" en de aanduiding "maximum aantal bouwlagen 3". Tevens zijn aan de gronden de aanduidingen "bijgebouwen" en "dienstverlening" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen;
b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. dienstverlening op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
d. tuinen en erven;
e. een ondergrondse parkeergarage;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals infiltratievoorzieningen en/of waterberging.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2.2 gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
a. Hoofdgebouwen:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
3. het aantal bouwlagen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal bouwlagen;
4. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 9,5 m en 11 m.
b. Bijgebouwen, carports en aan- en uitbouwen:
1. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" mogen bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van carports mag niet meer dan 3 m bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
4. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen, carports, aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 45 m2.
Ingevolge artikel 3, lid 3.3, dient er tenminste 1,8 parkeerplaats per woning op eigen terrein te worden aangelegd, waarbij voor elke woning tenminste 1 parkeerplaats ondergronds, onder het gebouw, gerealiseerd wordt. De ondergrondse parkeergarage en de toegang tot de parkeergarage mogen ook gedeeltelijk buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gerealiseerd worden.
6. De ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt betekent een inbreiding binnen de bebouwde kom van Putten waarop de gemeentelijke inbreidingsnota 2003 van toepassing is. Het pand aan de [locatie 1] was in 2003 in gebruik als medische praktijkruimte. Ten tijde van de totstandkoming van de gemeentelijke inbreidingsnota uit 2003 waren er geen plannen om het gebruik als medische praktijkruimte te beëindigen en tot de in het plan voorziene ontwikkeling te komen. De locatie [locatie 1] is in de gemeentelijke inbreidingsnota 2003 daarom niet aangewezen als locatie waar herontwikkeling is voorzien. Anders dan [appellant] heeft betoogd blijkt uit de inbreidingsnota 2003 niet dat daarin een uitputtende opsomming van locaties waar tot herontwikkeling kan worden gekomen, is opgenomen. In de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan en de thans in voorbereiding zijnde inbreidingsnota, waarin de nota uit 2003 wordt geactualiseerd, is onderbouwd waarom het plan past binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de bebouwde kom en aanvaardbaar is. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Het betoog faalt.
7. Ten aanzien van de gevreesde aantasting van de privacy en visuele hinder, stelt de Afdeling vast dat de afstand tussen het bouwvlak waar het appartementengebouw is voorzien en de woning van [appellant] ongeveer 10 m bedraagt. De afstand tot zijn perceel bedraagt ongeveer 5 m. Aan een deel van de gronden buiten het bouwvlak langs de perceelgrens van [appellant] is de aanduiding "bijgebouwen" toegekend. Deze aanduiding maakt een bijgebouw van 45 m2 en na afwijking 60 m2 mogelijk langs de perceelgrens op een afstand van ongeveer 5 m van de woning van [appellant]. Voorts stelt de Afdeling vast dat het plangebied ligt in het stedelijk gebied van Putten in een omgeving met overwegend dicht op elkaar staande woningen. In deze dichtbebouwde woonwijk is de in het plan gehanteerde afstand niet ongebruikelijk. Het medisch centrum met tandartsenpraktijk, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, heeft een toegestane hoogte van 9,5 m. De met het plan mogelijk gemaakte gestapelde woningen met een maximum bouwhoogte van 11 m op de voorvermelde afstanden zullen leiden tot vermindering van de privacy en tot enige visuele hinder. Naar het oordeel van de Afdeling is deze vermindering echter niet dusdanig ernstig dat de raad daarin aanleiding had moeten zien het plan niet vast te stellen.
7.1. Ten aanzien van de gevreesde vermindering van dag- en zonlichttoetreding overweegt de Afdeling als volgt. Naar aanleiding van de zienswijzen is alsnog een bezonningsstudie gedaan. Uit deze studie waarbij nog is uitgegaan van de in het ontwerpplan opgenomen ongunstigere situatie van 4 bouwlagen blijkt dat aan het einde van de middag in de zomermaanden als gevolg van het plan enige schaduwwerking op de voorgevel van de woning van [appellant] ontstaat. Verder zijn geen effecten te verwachten. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het plan voor hem, ook na de aanpassing naar 3 bouwlagen, desondanks dusdanige gevolgen heeft voor de dag- en zonlichtoetreding dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
7.2. Wat betreft het betoog van [appellant] dat onvoldoende rekening is gehouden met geluid- en geuroverlast overweegt de Afdeling het volgende. Anders dan waar [appellant] vanuit gaat, worden niet alle parkeerplaatsen bovengronds gerealiseerd. Ingevolge de planregels dient tenminste 1,8 parkeerplaats per woning op eigen terrein te worden aangelegd, waarbij voor elke woning tenminste 1 parkeerplaats ondergronds wordt gerealiseerd waarvoor een parkeergarage wordt gerealiseerd. Bovengronds dienen 12 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. De vrees van [appellant] voor geluid- en geuroverlast ten gevolge van startende motoren en dichtslaande portieren zal vooral worden veroorzaakt door de 12 bovengrondse parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden, aldus de raad, buiten het bouwvlak verspreid over het terrein gerealiseerd omdat deze gronden tevens zijn bestemd voor erf. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de geluid- en geuroverlast die zal worden veroorzaakt door 12 auto’s zodanig zal zijn dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het bestaande medische centrum overdag ook veel verkeer aantrok op het naastgelegen parkeerterrein.
7.3. Ten aanzien van de vrees voor parkeeroverlast in de straat ten gevolge van het plan overweegt de Afdeling dat de parkeerbehoefte voor de appartementen op eigen terrein wordt opgelost. De in het plan opgenomen mogelijkheid om de begane grond ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening" in te richten ten behoeve van zakelijke- of maatschappelijke dienstverlening kan enige parkeerbehoefte teweeg brengen. De raad heeft gesteld dat er voldoende openbare parkeerplaatsen in de omgeving zijn gelegen om die behoefte op te vangen. Aan de overzijde van de Voorthuizerstraat direct tegenover het plangebied ligt een groot openbaar parkeerterrein. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de effecten op de parkeersituatie beperkt zullen zijn.
7.4. Ten aanzien van de vrees voor verkeersoverlast in de omgeving overweegt de Afdeling dat het bouwplan ligt op de hoek van de parallelweg Voorthuizerstraat, Veldstraat en de Van Damstraat. Op circa 20 meter van het bouwplan ligt de hoofdrijbaan van de Voorthuizerstraat en op 65 meter ligt de Engweg. Gelet op de goede ontsluitingsmogelijkheden, de bestaande capaciteit van de wegen en geringe toename van de verkeersintensiteiten als gevolg van het realiseren van het plangebied, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre voor [appellant] geen onaanvaardbare gevolgen heeft. Daarbij betrekt de Afdeling dat het bestaande medische centrum overdag ook veel verkeer aantrok.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
224.