ECLI:NL:RVS:2015:1437

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
201402247/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hoofdstraat I vastgesteld door de raad van de gemeente Barneveld

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Hoofdstraat I" dat op 28 januari 2014 door de raad van de gemeente Barneveld is vastgesteld. Appellant A en appellante B, beiden wonend in Voorthuizen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is behandeld door een meervoudige kamer, die de zaak vervolgens heeft verwezen naar een enkelvoudige kamer. Tijdens de zitting op 7 oktober 2014 was de raad vertegenwoordigd door J.M.T. Merkenij.

Op 19 november 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het besluit van 28 januari 2014 niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. De raad had bij de beoordeling van de gevolgen van de toegestane bedrijfsactiviteiten voor het woon- en leefklimaat van appellant A een onjuiste toepassing van de VNG-brochure gehanteerd. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 12 weken de geconstateerde gebreken te herstellen.

Op 28 januari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Appellant A heeft geen zienswijze ingediend over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld, wat door de Afdeling werd geïnterpreteerd als geen bezwaren tegen het gewijzigde besluit. De Afdeling heeft het beroep tegen het besluit van 28 januari 2014 gegrond verklaard en vernietigde dit besluit, terwijl het beroep tegen het gewijzigde besluit van 28 januari 2015 ongegrond werd verklaard.

De Afdeling heeft ook bepaald dat de raad het griffierecht van € 165,00 aan appellanten moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2015.

Uitspraak

201402247/2/R2.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014, kenmerk 14-1, heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofdstraat I" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door J.M.T. Merkenij, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Bij tussenuitspraak van 19 november 2014, in zaak nr. 201402247/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 28 januari 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 28 januari 2015, kenmerk 613846, heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofdstraat I" gewijzigd vastgesteld.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 28 januari 2014 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de raad bij de beoordeling of als gevolg van de in het plan toegestane bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de woning van [appellant] sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is uitgegaan van een onjuiste toepassing van de VNG-brochure. Voorts heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom binnen de maximale planologische mogelijkheden die het plan biedt, de realisatie van een vestiging van detailhandel en dienstverlening, zonder enige beperking van de aard en omvang van de toegestane bedrijvigheid, niet tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] leidt.
2. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 28 januari 2014 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overwegingen 3.8 en 3.9 alsnog te voorzien in een deugdelijke planregeling van de binnen het plangebied toegestane bedrijvigheid.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 28 januari 2015 het bestemmingsplan "Hoofdstraat I" gewijzigd door de planregeling betreffende de bestemming "Gemengd" zodanig aan te passen dat ter plaatse van gronden met deze bestemming enkel bedrijven, detailhandel en dienstverlening zijn toegestaan die zijn genoemd onder categorie 1 in de als bijlage 1 bij de planregels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
5. Het besluit van 28 januari 2015 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van dit geding.
[appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 28 januari 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 28 januari 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 28 januari 2014 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 28 januari 2014, kenmerk 14-1;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 28 januari 2015 ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Barneveld aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
159-820.