201403743/1/R2.
Datum uitspraak: 6 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Wijchen (hierna: gezamenlijk en in enkelvoud [appellant]),
en
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan Stationsgebied Wijchen vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts en ing. L.E.A. Houben, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch planologische regeling voor de bouw van een keerspoor bij station Wijchen, de herinrichting van het stationsplein en de openbare ruimte aan de noordzijde van het station, de bouw van een gedeeltelijk ondergrondse parkeergarage voor auto’s en fietsen en de herhuisvesting van [cafetaria].
3. [appellant] betoogt dat de raad, door aan de gronden waarop zijn [cafetaria] is gevestigd de bestemming "Verkeer en Railverkeer" met de aanduiding "parkeergarage" te geven, onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Daartoe voert hij aan dat de oppervlakte van het voormalige stationsgebouw, waaraan in het plan de bestemming "Verkeer en Railverkeer" en de aanduiding "horeca" is gegeven, ontoereikend is voor de exploitatie van een cafetaria. Hij wenst uitbreiding van het bouwvlak op de gronden met de bestemming "Verkeer en Railverkeer" en de aanduiding "horeca". Voorts voert hij aan dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid op de gronden met de bestemming "Verkeer en Railverkeer" ten behoeve van het cafetaria. De in het plan voorziene parkeergelegenheid op de gronden met de bestemming "Verkeer en Railverkeer" en de aanduiding "parkeergarage" is ongeschikt voor klanten van het cafetaria omdat de daar voorziene parkeergarage te ver van het station afligt en te veel parkeerhandelingen van bezoekers van het cafetaria vergt.
3.1. De raad stelt dat het bedrijf van [cafetaria] als zodanig niet op de huidige locatie is bestemd omdat die gronden nodig zijn voor het realiseren van de parkeergarage. De raad stelt dat rekening is gehouden met de belangen van [appellant] door hem een regeling te bieden die voorziet in voortzetting van het cafetaria op de locatie van het stationsgebouw op een afstand van ongeveer vijftig meter van de huidige locatie, alsmede in een financiële schadeloosstelling. In dat verband wijst de raad erop dat het bestaande stationsgebouw in oppervlak groter is dan het huidige pand waarin [cafetaria] is gevestigd en bovendien het in het plan opgenomen bouwvlak op de gronden met de bestemming "Verkeer en Railverkeer" en de aanduiding "horeca" groter is dan het bestaande stationsgebouw, zodat ook is voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte daarvan.
Wat betreft parkeergelegenheid stelt de raad dat op het stationsplein parkeergelegenheid wordt gefaciliteerd in de vorm van acht gratis parkeerplaatsen voor kort parkeren. Indien op die parkeerplaatsen geen plaats is kunnen bezoekers van het cafetaria doorrijden naar de parkeergarage op korte afstand van het cafetaria, waar ook gratis kan worden geparkeerd.
3.2. Aan de gronden waarop cafetaria [cafetaria] staat is in het bestemmingplan de bestemming "Verkeer-Railverkeer" met de aanduiding "parkeergarage" gegeven. De planregels voorzien voor deze bestemming niet in de mogelijkheid om de bedrijfsvoering van [cafetaria] op deze locatie voort te zetten.
De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Ter toelichting van de met het plan gemoeide belangen staat in de plantoelichting dat de Stadsregio Arnhem werkt aan de realisatie van de zogenoemde Stadsregiorail, gericht op verbetering van de mobiliteit, meer treinen, meer reizigers en meer stations. Onderdeel daarvan is de realisatie van een keerspoor en extra perron bij Wijchen, waardoor de frequentie van de treinen bij Wijchen richting de steden Nijmegen en Arnhem kan stijgen van twee naar vier per uur. Met de komst van de Stadsregiorail worden drie belangrijke doelstellingen nagestreefd, te weten:
- het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer door het aanbod van treinen uit te breiden van twee naar vier per uur (kwartiersdienst regio Arnhem-Nijmegen):
- het toevoegen van parkeerplaatsen en fietsstallingen en het verbeteren van de logistieke afwikkeling rond het station;
- het verbeteren van de veiligheid voor voetganger en fietser en het verhogen van de kwaliteit van de stationsomgeving.
De raad heeft in dit geval een groter gewicht mogen toekennen aan het belang bij het realiseren van de nieuwe parkeergarage ten behoeve van autoparkeren en fietsenstalling dan aan de belangen van [appellant] bij het behoud van de bedrijfsvoering van [cafetaria] op de huidige locatie. In dat verband is van belang dat de raad gemotiveerd heeft toegelicht dat het in ruimtelijk opzicht niet mogelijk is om in het stationsgebied een parkeergarage te verwezenlijken met behoud van [cafetaria] op de huidige locatie, dat met het realiseren van de parkeergarage het algemeen belang van goede parkeervoorzieningen bij het station is gediend en dat de gemeente Wijchen de gronden en bebouwing van [cafetaria] zal verwerven, terwijl het plan voorts voorziet in de mogelijkheid van mogelijkheid van de vestiging van een horecabedrijf in het voormalige stationsgebouw op een afstand van ongeveer vijftig meter van de huidige locatie en de gemeente [appellant] ook heeft aangeboden zich daar met [cafetaria] te hervestigen. Voorts heeft de raad ter zitting gesteld dat, voor zover [appellant] geen gebruik zal maken van de mogelijkheid [cafetaria] op de in het plan voorziene locatie voort te zetten, zal worden voorzien in een volledige schadeloosstelling.
De oppervlakte van het in het plan ten behoeve van de verwezenlijking van een horecagelegenheid opgenomen bouwvlak bedraagt ongeveer 360 m2 en is aanzienlijk groter dan de oppervlakte van het huidige cafetaria [cafetaria]. Bovendien is voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte van het voormalige stationsgebouw. Het betoog van [appellant] geeft gelet daarop geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene bouwvlak voldoende groot is voor verwezenlijking van een cafetaria.
Niet in geschil is dat het plan tevens de verwezenlijking van parkeerplaatsen op het stationsplein mogelijk maakt, nu aan het gehele plangebied de bestemming "Verkeer en Railverkeer" is toegekend en die bestemming onder meer de aanleg van parkeervoorzieningen mogelijk maakt. Ter zitting heeft de raad aan de hand van het inrichtingsplan voorts toegelicht dat naast een zogenoemde Kiss and Ride zone, in de directe nabijheid van de voorziene horecagelegenheid parkeerplaatsen worden aangelegd, bestemd voor kort parkeren voor de tijd van maximaal een half uur tot een uur, waarvan bezoekers van de horecagelegenheid ook gebruik zullen kunnen maken. Voorts zal de parkeergarage en de inrit ervan vrijwel direct naast de in het plan voorziene horecagelegenheid worden gerealiseerd, zodat ook bij parkeren in de parkeergarage de afstand naar de horecagelegenheid beperkt is. Dat de aldus in het plan voorziene parkeercapaciteit ontoereikend is om in de parkeerbehoefte te voorzien, is niet aannemelijk gemaakt. Hetgeen [appellant] heeft gesteld biedt daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in adequate parkeergelegenheid ten behoeve van bezoekers van de in het plan voorziene horecagelegenheid.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van C. Taal, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Taal
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015
325.