ECLI:NL:RVS:2015:1386

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201405214/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2014. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van [appellante] gegrond verklaard en een besluit van de korpschef van politie vernietigd. Dit besluit betrof een verzoek om informatie dat [appellante] op 15 maart 2013 had ingediend, waarbij de korpschef slechts gedeeltelijk aan het verzoek had voldaan. De korpschef had in een later besluit, op 28 augustus 2013, het bezwaar van [appellante] ten dele gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat dit besluit niet op de juiste wijze bekend was gemaakt, waardoor de korpschef een dwangsom verschuldigd was aan [appellante].

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld op 7 april 2015. Tijdens deze zitting waren zowel [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, als de korpschef, vertegenwoordigd door mr. W. Fairweather, aanwezig. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de korpschef geen dwangsom verschuldigd was, omdat het besluit op bezwaar op de juiste wijze was bekendgemaakt.

Echter, de Afdeling kwam tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de rechtsbijstand die [appellante] had ontvangen niet als beroepsmatig kon worden aangemerkt. De gemachtigde van [appellante] was een advocaat en had geen persoonlijk belang bij de zaak. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die [appellante] had gemaakt in verband met de rechtsbijstand. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover het de proceskostenvergoeding betreft, maar voor het overige is de uitspraak bevestigd.

Uitspraak

201405214/1/A3.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2014 in zaak nr. 13/5868 in het geding tussen:
[appellante]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2013 heeft de korpschef een verzoek om informatie van [appellante] gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 28 augustus 2013 heeft de korpschef het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ten dele gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, advocaat te Amsterdam, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. W. Fairweather, werkzaam bij de politie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd, de laatste dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Ingevolge artikel 7:12, tweede lid, eerste volzin, wordt de beslissing bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. Bij brief van 23 januari 2013 heeft [appellante] de officier van justitie naar aanleiding van een wegens een verkeersovertreding opgelegde boete verzocht om verstrekking op grond van de Wob van verscheidene documenten.
Bij het besluit van 15 maart 2013 heeft de korpschef bepaalde documenten verstrekt, waarbij daarin vermelde namen, geboorteplaatsen en -data, woonplaatsen en adressen, alsmede dienstnummers van ambtenaren zijn weggelakt, behoudens op de documenten handmatig geschreven dienstnummers. Voorts heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat bepaalde documenten niet onder hem berusten.
Bij brief van 16 augustus 2013 heeft [appellante] de korpschef in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar bij brief van 26 april 2013 gemaakte bezwaar.
In het besluit van 28 augustus 2013 is vermeld dat het advies van de bezwarenadviescommissie, tezamen met het verslag van de hoorzitting, zal worden nagezonden. Voorts heeft de korpschef, voor zover thans van belang, zich op het standpunt gesteld dat onder hem noch een ander bestuursorgaan een document betreffende onderhoudswerkzaamheden en een onderliggend keuringsrapport, waaruit blijkt op welke wijze de meting heeft plaatsgevonden, berusten en dat hij daarom niet gehouden is het verzoek om informatie in zoverre naar een ander bestuursorgaan door te zenden.
Bij brief van 25 september 2013 zijn het advies van de bezwarenadviescommissie en het verslag van de hoorzitting alsnog aan [appellante] toegezonden.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 28 augustus 2013 eerst door toezending van het advies van de bezwarenadviescommissie en het verslag van de hoorzitting op de wettelijk voorgeschreven wijze, en derhalve niet tijdig, bekend is gemaakt. Gelet hierop is de korpschef haar een dwangsom verschuldigd, aldus [appellante].
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat wettelijk niet is geregeld dat van een bekend maken van een besluit op bezwaar eerst sprake is als ook het advies van de bezwarenadviescommissie en het verslag van de hoorzitting met dat besluit worden meegezonden. Met de toezending aan [appellante] is het besluit van 28 augustus 2013 op de in artikel 7:12, tweede lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Dit besluit is binnen de in artikel 4:17, derde lid, van de Awb gestelde termijn na de ingebrekestelling van 16 augustus 2013 gegeven. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de korpschef [appellante] geen dwangsom is verschuldigd.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat zich onder de korpschef andere documenten, zoals facturen betreffende onderhoud van meetapparatuur, berusten. Volgens haar is het onwaarschijnlijk dat dergelijke documenten niet onder de korpschef berusten.
4.1. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2015 in zaak nr. 201400575/1/A3) heeft overwogen, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
Met de rechtbank acht de Afdeling de mededeling van de korpschef dat geen documenten betreffende het onderhoud van meetapparatuur onder hem berusten, niet ongeloofwaardig. Met de enkele stelling dat dit volgens haar onwaarschijnlijk is, heeft [appellante] het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
Het betoog faalt.
5. [appellante] heeft het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat de korpschef de in de verstrekte documenten vermelde dienstnummers van verbalisanten niet in redelijkheid heeft kunnen weglakken, ter zitting ingetrokken. Dit geldt eveneens voor het betoog dat de rechtbank ten onrechte niet in het dictum heeft bepaald dat de korpschef haar verzoek, voor zover dat ziet op documenten betreffende de keuring van de snelheidscontrolemeter, naar het Nederlands Meetinstituut moet doorzenden.
6. [appellante] betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aan haar verleende rechtsbijstand niet is aan te merken als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2014 in zaak nr. 201210017/1/A3 voert zij aan dat het feit dat de gemachtigde kantoorgenoot is van haar statutair bestuurder niet maakt dat de gemachtigde persoonlijk belang heeft bij de zaak. Indien aan haar geen proceskostenvergoeding zou toekomen, zou dat voorts inbreuk maken op haar recht op vrije advocaatkeuze, aldus [appellante].
6.1. Zoals de rechtbank heeft overwogen, is [appellante] een van de drie aandeelhouders van [bedrijf]. Alle aandeelhouders hebben als enige statutair bestuurder een van de drie in [bedrijf] participerende advocaten. De gemachtigde van [appellante] is statutair bestuurder van een van de andere aandeelhouders van [bedrijf] en kantoorgenoot van haar statutair bestuurder.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, doet het vorenstaande er niet aan af dat de gemachtigde beroepsmatig werkzaam is als advocaat en zich als zodanig in de procedure bij de rechtbank heeft gesteld. Niet is gebleken van een persoonlijk belang van de gemachtigde bij deze zaak. De door de gemachtigde verleende rechtsbijstand kan derhalve worden aangemerkt als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de voor verleende rechtsbijstand in beroep gemaakte proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Het betoog slaagt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de korpschef niet is veroordeeld in de in beroep door [appellante] wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakte proceskosten. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de korpschef alsnog in die proceskosten veroordelen. De uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
8. Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2014 in zaak nr. 13/5868, voor zover de korpschef van politie niet is veroordeeld in de door [appellante] wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakte proceskosten;
III. bevestigt de uitspraak voor het overige, voor zover aangevallen;
IV. veroordeelt de korpschef van politie tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de korpschef van politie aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Borman w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
280-741.