ECLI:NL:RVS:2015:1339

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201404022/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning Ziggo B.V. voor datacenter in Maarssen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep appellanten, wonend in Maarssen, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Ziggo B.V. voor de bouw van een datacenter op een perceel in Maarssen. Het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht heeft op 28 mei 2013 de omgevingsvergunning verleend, maar de appellanten hebben hun bezwaar daartegen te laat ingediend. De rechtbank heeft het bezwaar van de appellanten niet-ontvankelijk verklaard, wat hen ertoe heeft aangezet om in hoger beroep te gaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 maart 2015 behandeld. De appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hun termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Ze stellen dat het college op onjuiste wijze kennis heeft gegeven van de aanvraag om omgevingsvergunning, waardoor zij niet op de hoogte waren van de verlening van de vergunning. De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de appellanten op de hoogte hadden kunnen zijn van de verleende vergunning, aangezien het college de mededeling van de vergunning in een huis-aan-huisblad heeft gepubliceerd.

De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De appellanten hebben geen grond gevonden voor het oordeel dat het college hen niet in de gelegenheid heeft gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201404022/1/A1.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] en [appellant C] en [appellant D], allen wonend te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
apellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 11 april 2014 in zaak nrs. 14/2177 en 14/2209 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2013 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ziggo B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een gebouw voor data en telecommunicatie op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Maarssen, sectie A, perceelsnummer 6503 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 maart 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2014 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Ziggo B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellant A], [appellant B], [appellant D] en [appellant C], bijgestaan door mr. J. Nagtegaal, advocaat te Breukelen, en het college, vertegenwoordigd door A.F.J.M. Emmelot, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Ziggo, vertegenwoordigd door mr. S.L.L. Khouw en [gemachtigde], ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in het bouwen van een gebouw voor data en telecommunicatie, een micro-datacenter, te realiseren op de groenstrook gelegen tegenover de woningen van [appellant A] en [appellant B] en [appellant C] en [appellant D] aan de [locatie] te Maarssen.
2. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 4:8, eerste lid, stelt een bestuursorgaan de belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen, voordat het een beschikking geeft waartegen de belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 3.7, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij afdeling 3.4 van de Awb daarop van toepassing is.
Ingevolge artikel 3.8 geeft het bevoegd gezag bij de toepassing van titel 4.1 van de Awb tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
3. Het college heeft op 14 maart 2013 kennis gegeven van de door Ziggo B.V. op 1 maart 2013 ingediende aanvraag om omgevingsvergunning, maar heeft daarbij een onjuist adres vermeld, te weten Bachplein/Beethovenlaan te Maarssen. Het college heeft vervolgens op 2 mei 2013 gepubliceerd dat de beslistermijn voor een omgevingsvergunning op het perceel tegenover [locatie] te Maarssen is verlengd. Hierna heeft het college van het besluit van 28 mei 2013 op 5 juni 2013 mededeling gedaan in het huis-aan-huisblad "De Vechtstroom". De tekst geplaatst onder het kopje "Verleende omgevingsvergunning" luidt als volgt: "t/o [locatie] Maarssen (nummeringaanduiding Verbindingsweg 1 traf Maarssen) het bouwen van een nieuw Ziggo-gebouw verzonden 30 mei 2013". Tevens is daarbij vermeld dat belanghebbenden binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit bezwaar kunnen maken bij het college. Voorts is het besluit van 28 mei 2013 met toepassing van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bekendgemaakt door toezending daarvan aan de aanvrager. Bij brief van 9 maart 2014 heeft [appellant] tegen het besluit bezwaar gemaakt. Niet in geschil is dat het ingediende bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hij voert hiertoe aan dat het college op onjuiste wijze kennis heeft gegeven van de aanvraag om omgevingsvergunning en derhalve niet heeft voldaan aan artikel 3.8 van de Wabo. Daarnaast betoogt [appellant] in dit kader dat de rechtbank hierbij ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat van de verlening van de omgevingsvergunning mededeling is gedaan, nu hij wegens het ontbreken van een kennisgeving van de aanvraag niet bedacht hoefde te zijn op een eventuele verlening van een omgevingsvergunning op het perceel tegenover zijn perceel. Verder betoogt [appellant] dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen, gelet op een brief van 24 februari 1997 van het college, dat het perceel onbebouwd zou blijven. Voorts heeft de rechtbank volgens [appellant] miskend dat het college artikel 4:8, eerste lid, van de Awb heeft geschonden, nu hij voorafgaand aan het besluit van 28 mei 2013 niet is gehoord.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 januari 2013 in zaak nr. 201211050/1/A1 en 201211050/2/A1) dienen termijnen, als waar het hier om gaat, ter waarborging van de rechtszekerheid, met name, maar niet alleen, van de vergunninghouder. Als de termijn is verlopen, moet deze ervan uit kunnen gaan dat de vergunning benut kan en mag worden. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
In hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat overeenkomstig artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo van het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning in het huis-aan-huisblad "De Vechtstroom" mededeling is gedaan en [appellant] derhalve op de hoogte had kunnen zijn van de aan Ziggo B.V. verleende omgevingsvergunning. Daarnaast is op 2 mei 2013 in het huis-aan-huisblad vermeld dat de beslistermijn voor een besluit om omgevingsvergunning voor het perceel is verlengd. Weliswaar heeft het college op onjuiste wijze kennis gegeven van de indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning, maar gelet op het voorgaande had [appellant] op de hoogte kunnen zijn van een aan Ziggo B.V. verleende omgevingsvergunning en de in dat verband geldende termijn voor het indienen van bezwaar. De rechtbank heeft hierbij terecht van belang geacht dat [appellant] ter zitting van de rechtbank te kennen heeft gegeven dat zij niet wekelijks bekendmakingen van het college bekijkt.
Voorts heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat [appellant] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het perceel onbebouwd zou blijven en om die reden de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In de brief van 24 februari 1997 van het college is geen concrete toezegging gedaan over eventuele bouwmogelijkheden in de toekomst, maar is te kennen gegeven dat een bepaald voorgenomen bouwwerk, een ander bouwwerk dan het vergunde bouwwerk, wegens maatschappelijke onaanvaardbaarheid niet zal worden gerealiseerd op het perceel. Daarnaast heeft de rechtbank in de door [appellant] genoemde omstandigheid dat de publicatie van bekendmakingen per 1 mei 2013 is overgegaan van het huis-aan-huisblad VAR naar De Vechtstroom terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten, nu de overgang van de bekendmakingen van de verleende omgevingsvergunningen tijdig en herhaaldelijk is aangekondigd en de bekendmakingen in de maand mei van het jaar 2013 in beide huis-aan-huisbladen waren opgenomen. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de schending van artikel 4:8 van de Awb kan evenmin leiden tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit punt had [appellant] na de bekendmaking van de verlening van de omgevingsvergunning kenbaar kunnen maken in een tijdig ingediend bezwaarschrift.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Hagen w.g. Vermeulen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
700.