ECLI:NL:RVS:2015:1300

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
201501153/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 januari 2015. De staatssecretaris had op 30 december 2014 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, beantwoord in eerdere uitspraken van 9 april 2015. De Afdeling oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, omdat deze geen oordeel had gegeven over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdeling. Om verlies van instantie te voorkomen, werd de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

De Afdeling stelde ook de proceskosten in hoger beroep vast op een bedrag van € 490,00, waarbij de rechtbank zal beslissen over de vergoeding van deze kosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 april 2015, en de betrokken rechters waren mr. H.G. Lubberdink als lid van de enkelvoudige kamer en mr. O. van Loon als griffier.

Uitspraak

201501153/1/V2.
Datum uitspraak: 14 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 30 januari 2015 in zaken nrs. 14/29257 en 14/29258 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 30 januari 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in de grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraken van 9 april 2015 in zaken nrs. 201501148/1/V2 en 201501445/1/V2 beantwoord. Uit deze uitspraken volgt dat de grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Hetgeen de staatssecretaris voor het overige heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Omdat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, en om aldus verlies van instantie te voorkomen, zal de Afdeling de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank moet omtrent de vergoeding van deze kosten beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 januari 2015 in zaak nr. 14/29257;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Loon
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2015
284-791.