ECLI:NL:RVS:2015:125

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
201406722/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen handhaving door gemeente

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 9 mei 2014 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door de appellant, in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 115,00, zijn voor rekening van de appellant. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 2 juli 2014 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.

Op 15 oktober 2014 heeft het college het eerdere besluit van 9 mei 2014 ingetrokken, waarbij het college heeft erkend dat het ten onrechte handhavend heeft opgetreden tegen de appellant. Hierdoor had de appellant geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat, hoewel de appellant een principiële uitspraak wenst over het besluit van 9 mei 2014, dit geen rechtens te honoreren belang oplevert.

De Afdeling heeft het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard en gelast dat het college het door de appellant betaalde griffierecht van € 45,00 vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E.T. de Jong, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.

Uitspraak

201406722/1/A4.
Datum uitspraak: 21 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2014 heeft het college zijn beslissing om op 29 april 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met artikel 10 van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 in verbinding met artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2009 op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 115,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 oktober 2014 heeft het college het besluit van 9 mei 2014 ingetrokken.
Partijen hebben toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. Bij besluit van 15 oktober 2014 heeft het college het besluit van 9 mei 2014 ingetrokken. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte handhavend is opgetreden jegens [appellant]. Gelet op het besluit van 15 oktober 2014 heeft [appellant] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Voor zover [appellant] een principiële uitspraak wenst over het besluit van 9 mei 2014 wordt overwogen dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 26 maart 2014 in zaak nr. 201306469/1/A2), het enkele feit dat een partij een principiële uitspraak van de Afdeling wenst, geen rechtens te honoreren belang oplevert.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Van proceskosten die op grond van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Aangezien het college met het besluit van 15 oktober 2014 aan het beroep is tegemoetgekomen, ziet de Afdeling aanleiding het college te gelasten het door [appellant] betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015
628.