ECLI:NL:RVS:2015:123

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
201404661/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om tegemoetkoming in planschade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 24 april 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om tegemoetkoming in planschade door het college van burgemeester en wethouders van Asten. Het college had op 4 juni 2013 het verzoek van [appellant] afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De zaak werd ter zitting behandeld op 15 december 2014, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.M.C.H. Crooijmans, en het college werd vertegenwoordigd door R.B.A. Derijck en mr. C.M.L. van der Lee van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ).

De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] ten tijde van de aankoop van zijn woning rekening had moeten houden met de planologische wijziging die door de gemeenteraad was vastgesteld. Deze wijziging maakte de realisering van minstens 104 woningen mogelijk op gronden die voorheen agrarisch waren bestemd. [appellant] stelde dat zijn perceel in waarde was gedaald als gevolg van deze wijziging, maar het college en de rechtbank oordeelden dat de schade voor zijn rekening bleef, omdat de wijziging voorzienbaar was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had overwogen dat [appellant] rekening had moeten houden met de bouw van een woonwijk in het gebied, zoals aangegeven in de structuurvisie van de gemeente Asten. De beslissing van de Afdeling werd op 21 januari 2015 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201404661/1/A2.
Datum uitspraak: 21 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Asten, (hierna: samen en in enkelvoud: [appellant])
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2014 in zaak nr. 13/5808 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Asten.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college een verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.
Bij besluit van 15 november 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2014, waar [appellant A], bijgestaan door mr. N.M.C.H. Crooijmans, advocaat te Deurne, en het college, vertegenwoordigd door R.B.A. Derijck, werkzaam bij de gemeente, vergezeld van mr. C.M.L. van der Lee, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kent het college degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, is een oorzaak, als bedoeld in het eerste lid, een bepaling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 6.3, aanhef en onder a, betrekt het college bij zijn beslissing op de aanvraag met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak.
2. [appellant] is sinds 15 juli 2008 eigenaar van het perceel en de daarop gelegen vrijstaande woning aan [locatie] in Asten (hierna: het perceel). Hij heeft op 4 september 2012 een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade bij het college ingediend. Hij stelt planschade te hebben geleden als gevolg van het door de raad op 14 december 2010 vastgestelde en op 21 maart 2011 in werking getreden en onherroepelijk geworden bestemmingsplan "Loverbosch fase 1a 2010" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan). Dit plan heeft op de gronden ten oosten en ten noorden van het woongebied waarin het perceel is gelegen de realisering van minstens 104 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "De Loverbosch omgeving Koestraat" (hierna: het oude bestemmingsplan) hadden die gronden de bestemming "Agrarisch gebied". [appellant] stelt, onder verwijzing naar een rapport van Gloudemans van 31 mei 2013, dat het perceel ten gevolge van de planologische wijziging € 70.000,00 in waarde is gedaald. Gloudemans heeft het normaal maatschappelijk risico van 2% bepaald op een bedrag van € 16.500,00 en geconcludeerd dat [appellant] in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in planschade van € 53.500,00.
3. Het college heeft aan het besluit van 15 november 2013 een advies van de SAOZ van januari 2013, een aanvulling daarop van 19 augustus 2013 en een advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van 10 oktober 2013 ten grondslag gelegd. De SAOZ heeft geconcludeerd dat de planologische wijziging heeft geleid tot een voor [appellant] nadeliger positie ten gevolge waarvan hij schade lijdt, maar dat deze schade voor zijn rekening blijft, omdat de planologische wijziging ten tijde van de aankoop van zijn woning op 18 oktober 2007 voor hem voorzienbaar was.
4. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij wegens het gemeentelijk beleid ten tijde van de koop van zijn woning rekening kon houden met de planologische wijziging in het gebied ten oosten en ten noorden van het perceel. De door de gemeenteraad op 22 februari 2006 vastgestelde structuurvisie "De Avance" bevat een toekomstvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Asten voor de komende tien à vijftien jaar. Op de daarbij behorende strategiekaart is het plangebied "De Loverbosch fase 1a" aangemerkt als "Afweegbaar gebied uitbreiding wonen". Voorts is in overeenstemming met deze kaart op bladzijde C21 en C32 van de structuurvisie vermeld dat dit gebied, gelegen ten oosten van de kern tot aan de N297, voor woningbouwontwikkeling in aanmerking komt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat gezien de structuurvisie [appellant] rekening had moeten houden met de bouw van een woonwijk met de omvang zoals opgenomen in het nieuwe planologische regime. De door [appellant] aangehaalde gedeelten uit de structuurvisie over het half gesloten agrarisch landschap en de totstandkoming van een zachte dorpsrand bieden geen grond voor het oordeel dat hij ter plaatse geen woningbouw had hoeven te verwachten.
5. Het hoger beroep is ongegrond. Hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Jansen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015
609.