ECLI:NL:RVS:2015:121

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
201404058/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herontwikkeling sportpark Krekelzank in Nieuwstadt

Op 21 januari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Herontwikkeling sportpark Krekelzank' in Nieuwstadt. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Echt-Susteren op 13 februari 2014, voorziet in de herstructurering van het sportpark, inclusief de mogelijkheid voor de bouw van zes nieuwe patiowoningen. Tegen dit besluit hebben de appellanten, bewoners van de directe omgeving, beroep ingesteld. Zij betogen dat het plan niet voldoet aan de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure, en vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door geluids- en lichthinder van de sporthal en tennisbanen.

De raad van de gemeente Echt-Susteren heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de afstandsnormen uit de VNG-brochure niet strekken ter bescherming van de belangen van de appellanten. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2014, waar de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat deze vrijheid niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling heeft het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, omdat de door hen ingeroepen richtafstanden niet strekken tot bescherming van hun belangen. De Afdeling heeft ook vastgesteld dat de afstand tussen de dichtstbijzijnde woningen en de sporthal en tennisbanen voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. De raad heeft bovendien voldoende rekening gehouden met de belangen van de omwonenden, zoals blijkt uit de aanpassingen die zijn gedaan naar aanleiding van hun inbreng tijdens een informatieavond. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.

Uitspraak

201404058/1/R3.
Datum uitspraak: 21 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nieuwstadt, gemeente Echt-Susteren, en anderen,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling sportpark Krekelzank, Nieuwstadt" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2014, waar [appellant] en anderen, van wie [gemachtigden] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.M.E.J. Kuipers-Savelkoul en mr. E.H.J. Pietermans, beiden werkzaam bij de gemeente Echt-Susteren, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in herstructurering van Sportpark Krekelzank. Aan de zuidwestzijde van het sportpark worden zes nieuwe patiowoningen mogelijk gemaakt.
3. [appellant] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover dit de verplaatsing van de bestaande tennisbanen naar het terrein achter de sporthal mogelijk maakt en voor zover de bestaande sporthal op het terrein kan worden verkleind. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan in zoverre niet voldoet aan de richtafstanden zoals die zijn opgenomen in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure). Zowel de afstand van de sporthal tot het geplande kindcentrum, als de afstand van de tennisbanen tot het kindcentrum is volgens [appellant] en anderen te klein. Ter zitting hebben [appellant] en anderen toegelicht dat zij ook vrezen voor aantasting van hun eigen woon- en leefklimaat. Zij vrezen voor geluids- en lichthinder van de sporthal en de tennisbanen. Volgens [appellant] en anderen heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met hun belangen. Verder heeft de raad volgens hen ten onrechte niet het kindcentrum, dat grenst aan het sportpark, in het plangebied opgenomen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor zover [appellant] en anderen betogen dat wat betreft de afstanden van de tennisbanen en de sporthal tot het kindcentrum niet is voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure, artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat, nu de door [appellant] en anderen ingeroepen afstandsnormen uit de VNG-brochure volgens hem niet strekken ter bescherming van hun belangen.
Verder stelt de raad zich op het standpunt dat wat betreft de afstanden tussen de tennisbanen en de sporthal tot de woningen van [appellant] en anderen wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure, zodat nader onderzoek naar de mogelijke hinder die zij van het plan zullen ondervinden in zoverre niet nodig is. Voorts zal de gebruiksintensiteit van de sporthal door de verkleining volgens de raad afnemen en worden de tennisbanen verplaatst naar een plek die verder weg van de woningen is gelegen, zodat de hinder die zij ondervinden juist zal verminderen. Voorts zijn de belangen van de omwonenden volgens de raad voldoende bij de totstandkoming van het plan betrokken. De raad wijst er in dat verband op dat naar aanleiding van hetgeen omwonenden tijdens een informatieavond naar voren hebben gebracht aanpassingen in het plan zijn gemaakt.
3.2. Over het betoog van [appellant] en anderen, dat de raad het kindcentrum had moeten betrekken bij de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat er een zodanige relevante ruimtelijke samenhang tussen het kindcentrum en de geplande herstructurering van het sportpark bestaat dat de gekozen plangrens in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
3.3. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
3.4. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
3.5. De door [appellant] en anderen ingeroepen richtafstanden betreffen afstanden die volgens hen in acht moeten worden genomen tot het kindcentrum in verband met de ruimtelijke gevolgen van ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. De raad voert terecht aan dat de afstandsnormen waarop [appellant] en anderen zich beroepen kennelijk niet strekken tot bescherming van hun de belangen, zodat hetgeen [appellant] en anderen in dat verband hebben aangevoerd niet kan leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking van dat betoog.
3.6. De afstand tussen het bouwvlak waarbinnen de verkleining van de sporthal mogelijk is en de dichtstbijzijnde woning van [appellant] en anderen bedraagt ongeveer 59 meter, zodat, daargelaten of sprake is van een sporthal of een gymnastiekzaal als bedoeld in de VNG-brochure, wordt voldaan aan de daarin opgenomen richtafstanden. Ook de afstand van deze woningen tot de voorziene tennisbanen is groter dan de richtafstand van 50 meter. De raad heeft zich gelet daarop terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval nader onderzoek naar de hinder die [appellant] en anderen mogelijk van het plan zullen ondervinden in zoverre niet nodig is. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad de belangen van [appellant] en anderen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, het plan naar aanleiding van hetgeen door omwonenden naar voren is gebracht tijdens een informatieavond heeft aangepast, door een grondwal en een groenstrook tussen de woningen en het sportpark op te nemen. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
3.7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
3.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Helder w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015
288-603.