ECLI:NL:RVS:2015:1191

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
201404122/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • G.M.H. Hoogvliet
  • J.W. van de Gronden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgaanbieder Pyxis door de inspecteur voor de Gezondheidszorg en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de stichting Stichting Pyxis tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De inspecteur voor de Gezondheidszorg had op 24 februari 2012 een bevel gegeven aan Pyxis om op twee locaties in Zeist geen cliënten te huisvesten en te begeleiden, omdat niet was aangetoond dat de voorwaarden voor verantwoorde zorg aanwezig waren. Dit bevel gold voor zeven dagen en werd gevolgd door een aanwijzing van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om met onmiddellijke ingang te stoppen met alle hulpverlening. Pyxis had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde deze bezwaren ongegrond.

In hoger beroep betoogde Pyxis dat de rechtbank niet had onderkend dat zij geen verantwoordelijkheid droeg voor de zorg op de locaties, omdat zij alleen extramurale zorg verleende. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat Pyxis wel degelijk verantwoordelijk was voor de zorgverlening en dat zij niet had aangetoond dat zij verantwoorde zorg bood. De inspecteur had geconstateerd dat de situatie op de locaties gevaarlijk was voor de patiëntveiligheid, wat leidde tot de besluiten van de inspecteur en de staatssecretaris.

De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep van Pyxis tegen het besluit van de staatssecretaris van 10 augustus 2012 ongegrond had verklaard. De staatssecretaris werd opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van Pyxis. De Afdeling bevestigde de uitspraak voor het overige en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van Pyxis.

Uitspraak

201404122/1/A2.
Datum uitspraak: 15 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Pyxis, gevestigd te Zeist,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2014 in zaken nrs. 12/3111 en 12/3112 in het geding tussen:
Pyxis
en
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de inspecteur voor de Gezondheidszorg.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2012 heeft de inspecteur voor de Gezondheidszorg Pyxis bevolen om op de locaties Jan Ligthartplein 49 en Antonlaan 25, beide te Zeist, geen cliënten te huisvesten en te begeleiden, zolang zij niet heeft aangetoond dat de voorwaarden voor het verlenen van verantwoorde zorg aanwezig zijn. Verder heeft de inspecteur Pyxis bevolen dat zij tot die tijd genoemde functies staakt en een verantwoorde overdracht van cliënten organiseert. Het bevel is ingegaan op 24 februari 2012 om 14:00, en gold voor de duur van zeven dagen.
Bij besluit van 2 maart 2012 heeft de staatssecretaris Pyxis de aanwijzingen gegeven met onmiddellijke ingang en blijvend te stoppen met alle hulpverlening, alle medewerking te verlenen bij de overdracht van de zorg aan andere zorgaanbieders en openheid van zaken te geven aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg over het volledige cliëntenbestand.
Bij besluit van 2 augustus 2012 heeft de inspecteur het door Pyxis tegen het besluit van 24 februari 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 augustus 2012 heeft de staatssecretaris het door Pyxis tegen het besluit van 2 maart 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2014 heeft de rechtbank de door Pyxis tegen de besluiten van 2 en 10 augustus 2012 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Pyxis hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de inspecteur hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2015, waar Pyxis, vertegenwoordigd door haar directeur, vergezeld van mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam, de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.L. de Graaf en drs. E. Gorter, beiden werkzaam bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de inspecteur, vertegenwoordigd door mr. A. Costa Canas, werkzaam bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ), zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, hebben de verzekerden aanspraak op zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging. Tot deze zorg behoren voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen (hierna: Kwz), zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. zorg:
1°. zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet en de AWBZ;
2°. hulp waarbij handelingen worden verricht als bedoeld in artikel 36 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg die niet vallen onder zorg als bedoeld onder 1°;
een en ander met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zorg;
b. instelling: het organisatorisch verband dat strekt tot de verlening van zorg;
c. zorgaanbieder:
1°. de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een instelling in stand houdt;
2°. de natuurlijke personen of rechtspersonen die gezamenlijk een instelling vormen;
d. Onze Minister: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, biedt de zorgaanbieder verantwoorde zorg aan. Onder verantwoorde zorg wordt verstaan zorg van goed niveau die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt.
Ingevolge artikel 3 organiseert de zorgaanbieder de zorgverlening op zodanige wijze, voorziet de instelling zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot een verantwoorde zorg. Hierbij betrekt hij de resultaten van overleg tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten/consumentenorganisaties. Voor zover het betreft zorgverlening die verblijf van de patiënt of cliënt in de instelling gedurende tenminste het etmaal met zich brengt, draagt de zorgaanbieder er tevens zorg voor dat in de instelling geestelijke verzorging beschikbaar is die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de patiënten of cliënten.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, omvat het uitvoeren van artikel 3 mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg.
Ingevolge het tweede lid draagt de zorgaanbieder, ter uitvoering van het eerste lid, afgestemd op de aard en omvang van de instelling, zorg voor:
a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg;
b. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van artikel 3 leidt tot een verantwoorde zorgverlening;
c. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder b, zo nodig veranderen van de wijze waarop artikel 3 wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4, 4a, 4b, tweede lid, en 5 gestelde eisen en een krachtens artikel 8 gegeven aanwijzing of bevel belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, kan de minister de zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven, indien hij van oordeel is dat artikel 2, 3 of 4 niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd.
Ingevolge het tweede lid geeft de minister in de aanwijzing met redenen omkleed aan welke maatregelen de zorgaanbieder moet nemen met het oog op de naleving van artikel 2, 3 of 4.
Ingevolge het derde lid bevat de aanwijzing de termijn waarbinnen de zorgaanbieder eraan moet voldoen.
Ingevolge het vierde lid kan de ingevolge artikel 7 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven, indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door de minister kan worden verlengd.
Ingevolge het vijfde lid is de zorgaanbieder verplicht binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (hierna: Bza), zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, omvat begeleiding activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Ingevolge het tweede lid zijn de activiteiten bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Ingevolge het derde lid bestaan de activiteiten bedoeld in het eerste lid, uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
2. Aan het besluit van 24 februari 2012 heeft de inspecteur ten grondslag gelegd dat bij een inspectie van de locaties Jan Ligthartplein 49 en Antonlaan 25, beide te Zeist, is geconstateerd dat de aangetroffen situatie een gevaar voor de patiëntveiligheid veroorzaakt. Dit gevaar bestaat eruit dat een duidelijke verantwoordelijkheidstoedeling bij afwezigheid van de directeur van Pyxis ontbreekt, duidelijke werkafspraken met hulpverleners ontbreken, op de locatie Antonlaan 25 de voor de op dat moment te verlenen zorg benodigde mensen afwezig waren, terwijl de situatie onverantwoord was, en de directeur van Pyxis onvoldoende inzicht toonde naar aanleiding van de geconstateerde gebreken en zich niet toetsbaar opstelde. Verder speelt volgens de inspecteur mee dat er in januari 2012 een cliënt van Pyxis is overleden, waarvan door Pyxis geen melding is gemaakt, terwijl zij daartoe wel gehouden is en dat Cliëntbelang Utrecht zorgen over de situatie bij Pyxis aan de inspecteur kenbaar heeft gemaakt. Uit het vorenstaande volgt dat Pyxis de artikelen 2 en 3 van de Kwz onvoldoende naleeft, aldus de inspecteur.
Aan het besluit van 2 maart 2012 heeft de staatssecretaris het volgende ten grondslag gelegd. De inspectie heeft op basis van vier bezochte locaties vastgesteld dat Pyxis zich richt op een kwetsbare groep psychiatrische cliënten met veelal ernstige, meervoudige problemen. Aan deze cliënten dient adequate, passende en verantwoorde zorg- en woonbegeleiding te worden verleend. Volgens de inspectie werd en wordt dergelijke zorg op de bezochte locaties niet geboden. Er is, integendeel, geconstateerd dat cliënten zich in een risicovolle situatie bevonden, verstoken waren van de noodzakelijke zorgen en onderhevig aan maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing. Dit betekent dat de artikelen 2, 3 en 4 van de Kwz niet nageleefd worden door Pyxis. Zowel de op de bezochte locaties aangetroffen situaties als het uitblijven van het geven van openheid van zaken over de organisatie, de levering van zorg aan de cliënten waarmee Pyxis een contract heeft en de meldingen bij de inspectie en Cliëntenbelang Utrecht hebben de staatssecretaris tot de conclusie gebracht dat er geen reden is om aan te nemen dat binnen Pyxis een potentieel aanwezig is op basis waarvan een zinvol verbetertraject kan worden ingezet. De staatssecretaris volgt, gelet op het vorenstaande, het advies van de inspectie om in directe aansluiting op het eerder gegeven bevel over te gaan tot het geven van een aanwijzing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kwz.
De bezwaarschriftencommissie heeft in haar advies van 19 juli 2012 geconcludeerd dat naar haar oordeel de ernst van de feiten en omstandigheden de conclusie kan dragen dat bij bezwaarde de situatie zo risicovol was, dat onmiddellijk en onherroepelijk ingrijpen, inhoudende de stopzetting van de hulpverlening, op dat moment gerechtvaardigd was. Van een onzorgvuldige voorbereiding van de aanwijzing is de commissie niet gebleken. De commissie heeft evenwel opgemerkt dat Pyxis de bereidheid heeft getoond tot het treffen van maatregelen om weer zorg van verantwoord niveau te leveren. Zij heeft de staatsecretaris daarom geadviseerd Pyxis een termijn te gunnen waarbinnen zij de gelegenheid krijgt aan te tonen dat zij weer verantwoorde zorg kan leveren. De commissie heeft de staatssecretaris geadviseerd om, indien binnen deze termijn nog steeds van onvoldoende verbeterpotentieel is gebleken, de aanwijzing onherroepelijk te laten zijn.
Aan het besluit van 2 augustus 2012 heeft de inspecteur het advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag gelegd.
Aan het besluit van 10 augustus 2012 heeft de staatssecretaris eveneens het advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag gelegd. De staatssecretaris heeft verder te kennen gegeven geen aanleiding te zien Pyxis in de gelegenheid te stellen van voldoende verbeterpotentieel te doen blijken. Hiertoe acht de staatssecretaris van belang dat sinds de publicatie van het bevel van de inspecteur en de aanwijzing meer dan tien meldingen zijn binnengekomen van ex-patiënten, ex-medewerkers en familieleden van patiënten waaruit blijkt dat de zorg ontoereikend was, de patiënten een groot risico liepen en Pyxis nooit openstond voor verbeteringen van de zorg. Verder acht de staatssecretaris van belang dat Pyxis vanaf het moment dat zij voor het eerst door de inspecteur is benaderd geen enkel initiatief heeft getoond om met de inspecteur in contact te komen om over de organisatie van de zorg te spreken. Pyxis heeft de inspecteur op 27 maart 2012, buiten de zitting van de voorzieningenrechter om, gevraagd of deze bereid is tot een gesprek. De inspecteur heeft te kennen gegeven hiertoe bereid te zijn. Pyxis heeft hierna evenwel geen initiatief genomen om een afspraak te maken, ook niet na de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie. De geringe kans op de noodzakelijke verbetering van de situatie weegt niet op tegen de risico’s, in het bijzonder voor de cliënten, indien tijdens of na een eventueel ingezet verbetertraject nog steeds of opnieuw onverantwoorde zorg zou worden geboden, aldus de staatssecretaris.
3. Niet in geschil is dat Pyxis een instelling is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kwz en dat Pyxis zorg biedt, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de AWBZ en artikel 6, eerste lid, van het Bza, zoals deze bepalingen golden ten tijde van belang.
Het bevel
4. Pyxis betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij geen instelling is die zorg verleent op locaties die onder haar verantwoordelijkheid vallen, nu zij slechts extramurale zorg verleend. Haar kan niet worden aangerekend dat een situatie van verwaarlozing is ontstaan. Volgens Pyxis heeft de rechtbank ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen instellingen die over locaties beschikken en instellingen die dat niet doen. Verder heeft de rechtbank volgens Pyxis niet onderkend dat artikel 6, tweede lid, van het Bza een inspanningsverplichting bevat en niet een resultaatsverplichting. Uit dit artikel volgt dat Pyxis zich diende in te spannen om verwaarlozing van haar cliënten te voorkomen, maar niet dat zij er zelf voor diende te zorgen dat de locaties waar haar cliënten verbleven werden schoongemaakt. Dit was ook niet mogelijk, omdat haar cliënten zelfstandig woonden. Pyxis kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de verwaarloosde toestand waar haar cliënten zich in bevonden.
4.1. Ter zitting heeft de inspecteur erkend dat in het bevel ten onrechte wordt gesproken over het niet langer toestaan van het huisvesten van cliënten, omdat Pyxis niet over woningen of gebouwen beschikte waarin cliënten aan wie zij zorg bood onder haar verantwoordelijkheid konden verblijven en haar cliënten zelf verantwoordelijk waren voor hun huisvesting. Volgens de inspecteur gaat het in het bevel om de zorg voor de woonsituatie.
Het voorgaande kan Pyxis naar het oordeel van de Afdeling evenwel niet baten. Uit artikel 6, tweede lid, van de Bza volgt dat de begeleiding die een zorgaanbieder verleent, gericht dient te zijn op bevordering, behoud of compensatie van het gebrek aan de zelfredzaamheid en strekt tot het voorkomen van opname in een instelling of verwaarlozing van de cliënt. In de toelichting op de Kwz staat vermeld dat een zorgaanbieder zorg van een verantwoord niveau dient te bieden, wat betekent dat de zorg in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend. Dit brengt met zich dat een zorgaanbieder altijd aannemelijk moet kunnen maken dat verantwoorde zorg wordt geboden (Kamerstukken II 1993/94, 23 633, nr. 3, blz. 9). Pyxis heeft de aan het bevel ten grondslag gelegde feitelijke situatie, zoals geconstateerd door de inspecteur niet bestreden. Mede bezien in dat licht kon zij, gelet op de wetsgeschiedenis niet volstaan met een beroep op de autonomie van haar cliënten, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Zij had inzichtelijk moeten maken op welke wijze zij zich heeft ingespannen om verwaarlozing van haar cliënten te voorkomen. Dit heeft zij niet gedaan. De rechtbank heeft reeds hierom het besluit van de inspecteur van 2 augustus 2012 terecht in stand gelaten.
Het betoog faalt.
De aanwijzing
5. Pyxis betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de inspecteur geen nader onderzoek behoefde in te stellen naar de voor de beoordeling van haar positie relevante feiten en omstandigheden en dat de staatssecretaris het door de inspecteur gedane onderzoek aan zijn aanwijzing ten grondslag mocht leggen.
5.1. Uitgangspunt is dat de staatssecretaris mag afgaan op het aan het bevel ten grondslag gelegde verslag van de inspecteur van het door hem afgelegde inspectiebezoek. Dit is slechts anders als concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dit verslag naar voren zijn gebracht. In het bevel heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de door hem aangetroffen situatie een gevaar voor de patiëntveiligheid opleverde, zodat het treffen van maatregelen op de kortst mogelijke termijn noodzakelijk was. De constateringen die in het bevel zijn opgesomd zijn inhoudelijk niet bestreden door Pyxis. Er bestaat dan ook geen aanleiding te oordelen dat de staatssecretaris niet van de juistheid van deze constateringen mocht uitgaan. De rechtbank is dan ook terecht en op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat de staatssecretaris de bevindingen van de inspecteur mocht overnemen en kon overgaan tot het geven van een aanwijzing, zonder eerst zelf nog nader onderzoek te verrichten. Op het betoog van Pyxis over de vraag of Pyxis verantwoordelijk was voor de huisvesting van haar cliënten, is in het overwogene onder 4.1 reeds ingegaan.
Het betoog faalt.
6. Pyxis betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op grond van artikel 8 van de Kwz bevoegd was Pyxis de aanwijzing te geven blijvend te stoppen met alle hulpverlening. Op grond van dit artikel kan de staatssecretaris volgens Pyxis slechts bepalen dat de zorgaanbieder binnen een bepaalde termijn maatregelen moet nemen die erop gericht zijn dat weer verantwoorde zorg kan worden geleverd. Dit betekent dat een aanwijzing niet een permanent karakter kan hebben. Volgens Pyxis heeft de rechtbank verder onvoldoende gemotiveerd dat Pyxis ten tijde van de aanwijzing niet heeft doen blijken van enig verbeterpotentieel. De bezwaarschriftencommissie zag ruimte voor verbetering en heeft de staatssecretaris om die reden in overweging gegeven de aanwijzing te wijzigen. De rechtbank is hieraan ten onrechte voorbijgegaan, aldus Pyxis.
6.1. De staatssecretaris kan niet worden gevolgd in zijn in hoger beroep ingenomen betoog dat de aanwijzing moet worden begrepen als te zijn gegeven ten aanzien van alleen de cliënten aan wie Pyxis op het moment dat de aanwijzing werd gegeven zorg verleende, nu dit uit de aanwijzing noch uit het besluit op bezwaar blijkt. Het bij het besluit van 10 augustus 2012 gehandhaafde besluit van 2 maart 2012 is niet anders te lezen dan als een aanwijzing van de staatssecretaris aan Pyxis om met onmiddellijke ingang en blijvend te stoppen met alle hulpverlening. Uit artikel 8, eerste lid, gelezen in verbinding met het tweede lid, van de Kwz volgt dat de staatssecretaris een zorgaanbieder kan opdragen maatregelen te nemen die ertoe moeten leiden dat door deze aanbieder verantwoorde zorg wordt verleend. Uit het derde lid volgt dat de staatssecretaris een termijn dient te stellen waarbinnen de zorgaanbieder deze maatregelen moet hebben getroffen. Uit het vierde lid volgt dat, indien het nemen van maatregelen door de staatssecretaris in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan leiden, de inspecteur een schriftelijk bevel kan geven met een geldigheidsduur van zeven dagen en dat dit bevel kan worden verlengd. In de toelichting op de Kwz staat vermeld dat de aanwijzing van de staatssecretaris ook kan inhouden dat het door de inspecteur gegeven bevel van kracht blijft tot de maatregelen zijn genomen die leiden tot het door de wet beoogde resultaat, te weten een verantwoorde zorg (Kamerstukken II 1993/94, 23 633, nr. 3, blz. 30). Het hem ter beschikking staande wettelijke instrumentarium bood de staatssecretaris niet de bevoegdheid Pyxis een aanwijzing te geven blijvend te stoppen met alle hulpverlening. Door Pyxis niet de mogelijkheid te bieden specifieke maatregelen te nemen die ertoe leiden dat door haar verantwoorde zorg wordt verleend, is de staatssecretaris buiten de grenzen van zijn bevoegdheid getreden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Conclusie
7. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, voor zover zij het door Pyxis tegen het besluit van 10 augustus 2012 ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen dat besluit ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met artikel 8 van de Kwz vernietigen. De Afdeling ziet, gelet op het discretionaire karakter van de aanwijzingsbevoegdheid van de staatssecretaris, geen aanleiding thans zelf in de zaak te voorzien. De staatssecretaris zal daarom, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar moeten nemen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
8. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van Pyxis te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2014 in zaak nrs. 12/3111 en 12/3112, voor zover zij het door de stichting Stichting Pyxis tegen het besluit van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 augustus 2012, kenmerk DWJZ-2012000170, ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard;
III. verklaart dat beroep gegrond;
IV. vernietigt het onder II. vermelde besluit;
V. draagt de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op om binnen twaalf weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de stichting Stichting Pyxis tegen het besluit van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 maart 2012, kenmerk D DLZ/KZ-U-3107271;
VI. bepaalt dat tegen dit te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
VIII. veroordeelt de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot vergoeding van bij de stichting Stichting Pyxis in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de stichting Stichting Pyxis het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 803,00 (zegge: achthonderddrie euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Bindels
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015
85-735.