ECLI:NL:RVS:2015:1164
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 22 september 2014 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank verklaarde op 23 oktober 2014 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. In het hogerberoepschrift heeft zij aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte haar beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000. De Raad overwoog dat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 december 2014, waarin vergelijkbare overwegingen zijn gemaakt.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 januari 2015, door N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.