201410368/1/R2 en 201410368/2/R2.
Datum uitspraak: 1 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Woudenberg (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Woudenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsweg West 87" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 februari 2015, waar [appellant], in de persoon van [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. T. de Beet, en de raad, vertegenwoordigd door I.K. Kuperus en C. Schreurs, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de commanditaire vennootschap C.V. Koraal Investments, vertegenwoordigd door E. Kuijpers en R. Heutink, gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Het plangebied betreft een gedeelte van een verouderd bedrijventerrein in de bebouwde kom van Woudenberg. Het plan voorziet ter plaatse in 21 woningen.
3. [appellant] stelt dat in de bestaande situatie sprake is van een parkeertekort en vreest dat het plan zal leiden tot een toename van parkeeroverlast. Volgens [appellant] wordt voorzien in onvoldoende parkeerplaatsen, althans is onvoldoende onderbouwd dat 33 parkeerplaatsen nodig zijn. Hij voert hiertoe aan dat onduidelijk is welke locatie in het stedelijke gebied en welke stedelijkheidsgraad als bedoeld in de publicatie van oktober 2012, "CROW, ASVV 2012, Aanbevelingen voor vekeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW 2012) door de raad als uitgangspunt zijn gehanteerd. Voorts is onduidelijk welke tabel van de CROW 2012 is gehanteerd voor de zogenoemde rug-aan-rugwoningen, aldus [appellant].
3.1. Blijkens de verbeelding is aan de gronden in het westelijke gedeelte van het plangebied de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 5.1 van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook […];
b. nutsvoorzieningen;
c. de bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals […] parkeervoorzieningen […].
Blijkens de plankaart van het bestemmingsplan "Woudenberg Dorp 2008-1e herziening", vastgesteld door de raad op 22 maart 2012, is aan de gronden tussen het onderhavige plangebied en de Nijverheidsweg de bestemming "Verkeer" toegekend.
Ingevolge artikel 15.1 van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook […];
b. nutsvoorzieningen;
b1. ambulante handel;
c. de bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals [..] parkeervoorzieningen.
3.2. De raad is blijkens paragraaf 4.3 van de plantoelichting bij de berekening van de parkeerbehoefte uitgegaan van de realisatie van 1 vrijstaande woning, 2 twee-onder-een-kapwoningen, 2 tussenwoningen, 2 hoekwoningen en 14 zogenoemde rug-aan-rugwoningen. Voorts is vermeld dat als norm is gehanteerd dat per vrijstaande woning 2,4 parkeerplaatsen nodig zijn, per twee-onder-een-kapwoning 2,0 parkeerplaatsen, per tussenwoning 1,8 parkeerplaatsen, per hoekwoning 2,0 parkeerplaatsen en per rug-aan-rugwoning 1,4 parkeerplaatsen. Met deze parkeernormen is aangesloten bij de aanbevelingen in de CROW 2012, zo staat in de plantoelichting. In dat verband heeft de raad toegelicht dat de Nijverheidsweg net buiten het centrum van Woudenberg ligt, zodat als ligging van de locatie in het stedelijke gebied ‘rest bebouwde kom’ is gehanteerd. Daarnaast is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad ‘weinig stedelijk’, omdat de adressendichtheid in Woudenberg tussen de 500 en 1.000 adressen per km² is. De juistheid van deze uitgangspunten is door [appellant] niet betwist.
Voor vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen, tussen- en hoekwoningen zijn in de CROW 2012 specifieke tabellen met parkeernormen opgenomen en de door raad gehanteerde normen vallen binnen de betreffende aanbevolen bandbreedten. De CROW 2012 bevat geen specifieke tabel voor rug-aan-rugwoningen. De raad heeft toegelicht dat de in het plan voorziene rug-aan-rugwoningen een beperkt vloeroppervlak hebben, geschikt zijn voor één- tot tweepersoonshuishoudens en worden beschouwd als starterswoningen, waaronder voor sociale huur. Gelet hierop is een parkeernorm gehanteerd die het midden houdt tussen de in de CROW 2012 minimaal aanbevolen parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per sociale huurwoning en 1,6 per hoek- of tussenwoning. [appellant] heeft ook dit uitgangspunt niet bestreden. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte die het plan met zich brengt van onjuiste parkeernormen is uitgegaan.
Uit de gehanteerde parkeernormen en het in het plan voorziene aantal woningen volgt dat het plan een parkeerbehoefte van 33 parkeerplaatsen met zich brengt. Daartoe voorziet het plan in parkeerplaatsen rond het hofje en langs de ontsluitingsweg in het westelijke gedeelte van het plangebied. Hier kunnen volgens de plantoelichting feitelijk 24 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Voorts voorziet het bestemmingsplan "Woudenberg Dorp 2008-1e herziening" in parkeerplaatsen tussen het onderhavige plangebied en de Nijverheidsweg. Hier kunnen volgens de plantoelichting ten behoeve van de in het plan voorziene woningen feitelijk 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande kunnen de 33 parkeerplaatsen die volgens de plantoelichting nodig zijn, ook worden gerealiseerd. De conclusie is dat het aangevoerde geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet tot onaanvaardbare toename van parkeeroverlast leidt.
Het betoog faalt.
4. [appellant] heeft bezwaar tegen de tegenover zijn woning aan de [locatie] voorziene parkeerplaatsen en ontsluitingsweg. [appellant] vreest hierdoor lichthinder te ondervinden, omdat de koplampen van auto’s die parkeren en uitrijden recht in zijn woning zullen schijnen. [appellant] betoogt voorts dat een onaanvaardbare verkeerssituatie ontstaat gelet op het aantal verkeersbewegingen dat het plan met zich brengt en omdat onvoldoende ruimte beschikbaar is om van de voorziene ontsluitingsweg de Nijverheidsweg op en af te draaien. Hij vreest hierdoor voor schade aan auto’s die aan de overzijde van de Nijverheidsweg parallel op de rijbaan geparkeerd staan. Ook is volgens [appellant] de voorziene ontsluitingsweg door de beperkte wegbreedte ontoegankelijk voor brandweervoertuigen. Ten slotte betoogt [appellant] dat alternatieven voor de in het plan voorziene ontsluitingsweg, zoals een ontsluiting in westelijke richting, onvoldoende zijn bezien.
4.1. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat op aanvaardbare wijze kan worden voorzien in het buiten het plangebied op te vangen gedeelte van de parkeerbehoefte die het plan met zich brengt. De raad heeft in dat verband overigens in het verweerschrift onder verwijzing naar een daarbij overgelegd inrichtingsplan gesteld en ter zitting bevestigd dat de buiten het plangebied beoogde tien parkeerplaatsen ten behoeve van de in het plan voorziene woningen diagonaal onder een hoek van 60 graden op de Nijverheidsweg, weg van de woning van [appellant], zullen worden gerealiseerd. Voorts is ter zitting vastgesteld dat de vrees van [appellant] voor lichthinder gelet op het vorenstaande alleen betrekking heeft op de in het westelijke gedeelte van het plangebied voorziene ontsluitingsweg en parkeerplaatsen.
4.2. Wat de door [appellant] gevreesde lichthinder betreft is het volgende van belang. Binnen het plangebied zijn op het voorziene hofje, op ongeveer 50 meter van de woning van [appellant], achttien parkeerplaatsen beoogd. Deze parkeerplaatsen zijn bereikbaar over de haaks op de woning van [appellant] voorziene ontsluitingsweg, waarlangs nog vijf parkeerplaatsen zijn beoogd. Niet in geschil is dat deze voorziene ontsluitingsweg en parkeerplaatsen kunnen leiden tot lichthinder in de vorm van inschijnen van koplampen in de woning van [appellant]. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan deze omstandigheid geen doorslaggevend gewicht behoeft te worden toegekend. De raad heeft daarbij van belang kunnen achten dat per parkeerplaats ongeveer 6,8 motorvoertuigenbewegingen per etmaal plaatsvinden, zodat een beperkt aantal verkeersbewegingen over de ontsluitingsweg zal plaatsvinden. Ook heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat het plangebied een inbreidingslocatie is binnen een stedelijke woonomgeving. In een dergelijke omgeving heeft de raad de te verwachten hoeveelheid lichthinder niet onaanvaardbaar hoeven achten.
Het betoog faalt.
4.3. Over de verkeerssituatie op de Nijverheidsweg overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De raad heeft onbetwist gesteld dat de bestaande verkeersintensiteit op de Nijverheidsweg ten hoogste 1.000 motorvoertuigen per etmaal is en dat deze weg een maximale capaciteit heeft van 5.000 motorvoertuigen per etmaal. Voorts zullen zoals hiervoor onder 4.2 vermeld ten gevolge van het plan van en naar de voorziene ontsluitingsweg slechts een beperkt aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal plaatsvinden over de Nijverheidsweg. Ook rekening houdend met de verkeersbewegingen van en naar de ten behoeve van het plan langs de Nijverheidsweg te realiseren parkeerplaatsen, zal het aantal verkeersbewegingen over deze weg niet de maximale capaciteit daarvan overschrijden. Verder heeft de raad toegelicht dat zowel de Nijverheidsweg ter plaatse als de voorziene ontsluitingsweg ongeveer 6 meter breed is en dat, rekening houdend met de auto’s die parallel op de rijbaan parkeren, op deze wegen een wegbreedte van ten minste 4,20 meter overblijft. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat onder deze omstandigheden op de Nijverheidsweg of de ontsluitingsweg structurele problemen zullen ontstaan in de verkeersafwikkeling als gevolg van de verwachte toename van verkeersbewegingen en de wegbreedte. In dit verband is van belang dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat de Nijverheidsweg ter plaatse te smal is voor personenauto’s om de ontsluitingsweg op of af te draaien. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dat het plan niet tot een onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden.
Het betoog faalt.
4.4. Wat de toegankelijkheid van de voorziene ontsluitingsweg door brandweervoertuigen betreft, wordt als volgt overwogen. Zoals uit overweging 4.3 volgt, is de beschikbare wegbreedte op zowel de Nijverheidsweg als de voorziene ontsluitingsweg ongeveer 4,20 meter. De raad heeft ter zitting toegelicht dat deze resterende wegbreedte voldoende is voor de toegankelijkheid door brandweervoertuigen dienaangaande en voldoet aan de aanbevelingen van de Aanbeveling Stedelijke Verkeersvoorzieningen 2012 (hierna: de ASVV 2012) van het CROW. Daarbij heeft de raad toegelicht dat andere weggebruikers tijdens het passeren van een brandweervoertuig over de ontsluitingsweg zo nodig tijdelijk kunnen uitwijken naar de Nijverheidsweg of het binnen het plan voorziene hofje. Nog daargelaten of het, gelet op de bereikbaarheid van de in het plan voorziene woningen via de bestaande rond het plangebied gelegen wegen, noodzakelijk is dat deze woningen ook aan de andere kant kunnen worden bereikt via de voorziene ontsluitingsweg, heeft [appellant] het tegendeel van het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt. Derhalve bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat de bereikbaarheid van de genoemde woningen als gevolg van het plan in het geding komt.
Het betoog faalt.
4.5. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Naar aanleiding van het door [appellant] aangedragen alternatief heeft de raad de keuze van de in het plan voorziene ontsluitingsweg gemotiveerd. Daartoe is door de raad onbetwist gesteld dat andere ontsluitingen in overweging zijn genomen, maar onder meer vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid onwenselijk zijn geacht. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad gelet op het vorenstaande niet in redelijkheid bij afweging van alle betrokken belangen de in het plan voorziene verkeerssituatie heeft kunnen verkiezen boven het door [appellant] genoemde alternatief.
Het betoog faalt.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Konings
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015
612-743.