ECLI:NL:RVS:2015:1053

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
201501656/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor appartementen aan de Gochsestraat te Huissen

Op 9 april 2014 verleende het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard een omgevingsvergunning aan Marvin Beheer B.V. voor het realiseren van vier appartementen aan de Gochsestraat 14 te Huissen. Dit besluit werd door [verzoeker] aangevochten, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Gelderland op 5 februari 2015, waarin het beroep van [verzoeker] gegrond werd verklaard en het besluit van 9 april 2014 werd vernietigd, met behoud van de rechtsgevolgen. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 19 maart 2015.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bouwplan voorziet in het verplaatsen en vergroten van bestaande appartementen, waarbij ook een dakterras is voorzien. [verzoeker] betoogde dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, onder andere omdat het college niet voldoende parkeerplaatsen zou hebben gemotiveerd en het dakterras in strijd zou zijn met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter stelde vast dat er twijfels bestonden over de motivering van het college met betrekking tot de parkeerplaatsen en de locatie van het dakterras. Gezien deze twijfels en het ontbreken van dringende belangen aan de zijde van Marvin Beheer, besloot de voorzieningenrechter om de werking van de uitspraak van de rechtbank te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker].

Uitspraak

201501656/2/A1.
Datum uitspraak: 27 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Huissen, gemeente Lingewaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2015 in zaak nr. 14/3304 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2014 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Marvin Beheer B.V. omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier appartementen aan de Gochsestraat 14 te Huissen (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 5 februari 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 april 2014 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 maart 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S. Oord, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.R. Bolhuis en H.P.T. Nas, beiden werkzaam bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem, zijn verschenen. Voorts is Marvin Beheer, vertegenwoordigd door [gemachtigden], ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bouwplan voorziet in het realiseren van vier appartementen in een pand op het perceel. In het pand bevinden zich reeds vier appartementen maar deze worden verplaatst, vergroot of veranderd, waarbij zij een eigen huisnummer en eigen nutsvoorzieningen krijgen. Volgens de ruimtelijke onderbouwing "appartementen Gochsestraat 14 te Huissen, Gemeente Lingewaard" versie april 2014, was in het pand op het perceel een bedrijfswoning en bedrijfsruimte aanwezig. Daarnaast bevindt zich op het perceel een loods voor de opslag van goederen.
3. Het verzoek tot voorlopige voorziening van [verzoeker] strekt ertoe dat geen uitvoering zal worden gegeven aan de verleende omgevingsvergunning.
4. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Huissen" rust op het perceel de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 1, onder 26, van de planregels, wordt onder een bouwvlak verstaan: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Ingevolge artikel 21.2.1, onder a, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen dat deze uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.
5. [verzoeker] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 9 april 2014 in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bouwplan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat, na het realiseren van drie parkeerplaatsen op het perceel, nauwelijks ruimte aanwezig is om met een vrachtwagen te laden en lossen bij de loods. Daarnaast voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het in het bouwplan voorziene dakterras in strijd is met het bestemmingsplan "Kom Huissen", nu het dakterras is gelegen buiten het bouwvlak.
5.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de bodemprocedure rechtsvragen aan de orde zijn die zich minder goed lenen voor beantwoording in de onderhavige procedure.
5.2. In het besluit van 9 april 2014 is omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier appartementen in het reeds bestaande gebouw op het perceel. Daarbij is ook een dakterras voorzien en niet in geschil is dat dit dakterras buiten het in het bestemmingsplan "Kom Huissen" opgenomen bouwvlak is gelegen. De voorzieningenrechter is er, gelet op hetgeen in artikel 21.2.1, onder a, van de planregels is opgenomen over het realiseren van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, niet op voorhand van overtuigd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het voorziene dakterras in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Kom Huissen".
In de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat de parkeerbehoefte van het bouwplan zeven parkeerplaatsen vereist, waarvan vijf parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein. Vervolgens heeft het college zich gedurende de procedure bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat het bouwplan, mede gelet op het bestaande tekort, drie parkeerplaatsen vereist en dat deze drie parkeerplaatsen op het perceel gerealiseerd worden. Voorshands acht de voorzieningenrechter niet buiten twijfel dat het door de rechtbank onderschreven standpunt van het college dat het bouwplan voorziet in de vereiste parkeerplaatsen, zonder meer juist is. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat onduidelijk is of de te realiseren parkeerplaatsen ten koste gaan van de vereiste parkeerplaatsen van de overige op het perceel aanwezige voorzieningen, zoals de loods. Voorts heeft het college vooralsnog niet inzichtelijk gemaakt hoe het college, indien nodig, in dit verband handhavend kan optreden.
Gelet op het voorgaande is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op voorhand buiten twijfel dat de Afdeling de aangevallen uitspraak in stand zal laten en bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van Marvin Beheer dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten van het door de rechtbank vernietigde besluit van 9 april 2014 van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2015