201402084/1/R4.
Datum uitspraak: 21 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
2. [appellant sub 2], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
3. [appellant sub 3], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Verzamelplan 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2014, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 3], beiden bijgestaan door mr. H.A. Gooskens, [appellant sub 2], bijgestaan door K. de Wit, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Winden en R. van den Bosch zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vergeer planontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door J.V. van Winden gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen
2. De beroepen richten zich tegen de wijzigingsbevoegdheid die is toegekend aan de gronden aan de Kortelandseweg ongenummerd te Nootdorp, tegenover nummer 6.
Procedureel
3. [appellant sub 2] voert aan dat het vaststellen van het bestemmingsplan op korte termijn na de vaststelling van het vorige plan niet getuigt van een goede ruimtelijke ordening.
3.1. Geen rechtsregel verzet zich tegen het vaststellen van een bestemmingsplan kort na de vaststelling van een vorig plan. In hetgeen [appellant sub 2] in zoverre heeft aangevoerd ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, noch dat het plan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld.
Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] voert aan dat de parkeer- en verkeersgegevens ten onrechte niet in het ontwerpplan waren opgenomen.
4.1. Vast staat dat in de nota beantwoording zienswijzen, naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 1], gegevens uit de nota Parkeernormen en CROW-publicaties en daarmee uitgevoerde berekeningen zijn opgenomen. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1] onevenredig in zijn belangen is geschaad doordat deze algemene gegevens en daarmee uitgevoerde berekeningen hem pas bekend zijn geworden bij de vaststelling van het plan.
Het betoog faalt.
Uitvoerbaarheid
5. [appellant sub 1] stelt dat niet vaststaat dat de wijzigingsbevoegdheid uitvoerbaar is. Hij voert daartoe aan dat hij betwijfelt of de wijzigingsbevoegdheid nodig is omdat de projectontwikkelaar niet heeft geprobeerd het oorspronkelijke plan uit te voeren, terwijl de projectontwikkelaar daaraan de voorkeur geeft boven de mogelijkheden die met de wijzigingsbevoegdheid zijn mogelijk gemaakt.
5.1. Aan de gronden aan de Kortelandseweg ongenummerd zijn de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Verkeer-Verblijfsgebied" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" toegekend.
5.2. Binnen de bestemming "Wonen" mogen bij recht zeven woningen worden gerealiseerd.
Binnen de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" kunnen door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid twaalf woningen worden gerealiseerd.
5.3. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan gegeven regels het plan kan wijzigen. Beoogd is met toepassing van deze bepaling een soepele aanpassing van bestemmingsplannen aan de zich wijzigende omstandigheden mogelijk te maken, zonder dat de waarborgen van de betrokken belangen te zeer in het gedrang komen. Juist met het oog hierop is bepaald dat op de voorbereiding van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is.
Hoewel niet reeds voordat het college van burgemeester en wethouders toepassing heeft gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid volledige zekerheid behoeft te bestaan omtrent de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan, dient ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan enig inzicht te bestaan in de uitvoerbaarheid van de met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakte ontwikkeling.
5.4. In de plantoelichting is weergegeven dat de bij recht mogelijk gemaakte bestemming voorziet in zeven ruime vrijstaande woningen, qua prijsniveau in het hogere segment van de woningmarkt, gesitueerd in een hofstructuur. Voorts staat er dat de vraag naar woningen in het duurdere segment aanzienlijk is teruggelopen en dat het gewenst is een alternatieve invulling van de locatie mogelijk te maken.
5.5. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij in overleg is met Vergeer projectontwikkeling over een mogelijke invulling van de wijzigingsbevoegdheid. Vergeer projectontwikkeling heeft ter zitting toegelicht dat vanwege economische invloeden flexibiliteit gewenst is en dat op dit moment een martkconform plan wordt opgesteld. Gelet op deze toelichtingen ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat binnen de planperiode geen toepassing gegeven kan worden aan de wijzigingsbevoegdheid.
Het betoog faalt.
Parkeren
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat niet vaststaat dat bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan de parkeernormen kan worden voldaan. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vrezen voor een toename van de parkeerdruk in de wijk en stellen dat het plan in zoverre leidt tot gevaarlijke verkeerssituaties omdat extra geparkeerd zal worden langs de Kortelandseweg.
6.1. De raad stelt dat het wijzigingsplan zal moeten voldoen aan de parkeernormen en dat de projectontwikkelaar een vrije inrichtingskeuze van het plangebied heeft. De raad stelt dat in ieder geval een invulling van het plan mogelijk is waarbij aan de parkeernormen wordt voldaan. Ter zitting hebben de raad en Vergeer projectontwikkeling diverse varianten van een bouwplan getoond, waarbij in de bouwtekeningen de maximaal toegestane 12 woningen en het op grond van de parkeernormen vereiste aantal van 24 parkeerplaatsen zijn verwerkt.
6.2. Ingevolge artikel 22, lid 22.3, aanhef en onder f, van de planregels kan uitsluitend toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien parkeren zal plaatsvinden conform de Nota parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 en volledig zal worden opgelost binnen het wijzigingsgebied.
6.3. Gelet op de toelichting van de raad en Vergeer projectontwikkeling ter zitting, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een invulling van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is waarbij aan de parkeernormen wordt voldaan. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat geen toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid omdat niet aan de parkeernormen kan worden voldaan.
6.4. Omdat een wijzigingsplan aan de wijzigingsvoorwaarden dient te voldoen en in de wijzigingsvoorwaarden is vastgelegd dat de voor de ontwikkeling benodigde parkeerplaatsen binnen het wijzigingsgebied dienen te worden gerealiseerd, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet zal leiden tot een toename van de parkeerdruk in de wijk. Gelet daarop heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vrees van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor gevaarlijke verkeerssituaties ten gevolge van een toenemende parkeerdruk, ongegrond is.
De betogen falen.
Verkeer
7. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 2] stellen dat het plan leidt tot een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen en daarmee tot verkeersonveilige situaties. [appellant sub 1] stelt daartoe dat de raad in de nota van beantwoording zienswijzen ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de verkeersbewegingen van fietsers en voetgangers. Volgens [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 2] is voorts ten onrechte uitgegaan van een breedte van de Kortelandseweg van meer dan 3,5 m. Daarnaast is volgens [appellant sub 1] het aantal motorvoertuigbewegingen onjuist berekend omdat van te weinig woningen is uitgegaan.
7.1. De raad stelt dat het plan niet leidt tot een onevenredige toename van de verkeersbewegingen. De raad stelt dat de maximale belasting van een weg van 3,5 m breed volgens de CROW-normen 350 motorvoertuigen per etmaal is. De berekende belasting op basis van circa 35 woningen op de Kortelandseweg opgeteld bij de motorvoertuigbewegingen vanwege de twaalf woningen die door middel van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd, bedraagt 265 voertuigbewegingen per etmaal en blijft daarmee ruim binnen de capaciteit van 350, aldus de raad.
7.2. In de nota beantwoording zienswijzen is aan de hand van de CROW-normen een berekening gemaakt van het aantal verkeersbewegingen na realisatie van de bij wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakte woningen. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad van zodanige onjuistheden is uitgegaan dat deze tot een wezenlijk andere conclusie zullen leiden. Gelet daarop hebben [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat een toename van vijf woningen ten opzichte van het aantal woningen dat bij recht kan worden gerealiseerd, tot een zodanige toename van de verkeersbewegingen zal leiden, dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen verkeersgevaarlijke situaties zullen ontstaan.
Het betoog faalt.
Aantasting karakter Kortelandseweg
8. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren aan dat de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen bouwmogelijkheden leiden tot een aantasting van het karakter van het bebouwingslint waarvan de Kortelandseweg deel uitmaakt. Het plan leidt volgens hen tot een verdichting van de bebouwing.
8.1. De raad stelt dat de linten Veenweg en Kortelandseweg een gevarieerd beeld kennen dat voor een groot deel bestaat uit vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen. Dit lint wijzigt niet door de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen bouwmogelijkheden. De raad stelt dat geen grotere verdichting plaats kan vinden omdat in de wijzigingsvoorwaarden is vastgelegd dat maximaal 3 woningen aaneen mogen worden gebouwd. Voorts stelt de raad dat het maximale bouwvolume van de bij wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakte woningen gelijk is aan het maximale bouwvolume van de bouwmogelijkheden die ter plaatse bij recht zijn mogelijk gemaakt en reeds in het vorige plan waren opgenomen.
8.2. Gelet op het karakter van de Kortelandseweg, dat blijkens de toelichting van de raad, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wordt gekenmerkt door vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen, alsmede op de wijzigingsvoorwaarden waarin wordt gewaarborgd dat maximaal 3 woningen aaneen gebouwd mogen worden en voorts in aanmerking genomen dat de woningen die door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd de buitenste bouwcontouren van de woningen die bij recht zijn mogelijk gemaakt blijkens de planregels niet kunnen overschrijden, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het karakter van de Kortelandseweg.
Het betoog faalt.
Conclusie
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015
472-731.