ECLI:NL:RVS:2014:993

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201306561/1/A2 en 201309825/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidies voor Verenigingen van Eigenaren en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

Op 19 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in hoger beroep over de subsidies die aan verschillende Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) in Den Haag waren verleend voor het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan (MOP). De VvE’s, die in totaal zes verenigingen omvatten, hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin de subsidies op nihil waren vastgesteld en de onverschuldigd betaalde bedragen waren teruggevorderd. De besluiten waren genomen op 22 augustus 2012, waarbij het college had vastgesteld dat de VvE’s niet voldaan hadden aan de voorwaarden voor de subsidie, waaronder het tijdig indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling en het aanleveren van de benodigde documenten, zoals foto’s ter ondersteuning van de bouwkundige opname.

De rechtbank Den Haag had eerder de beroepen van de VvE’s ongegrond verklaard, wat leidde tot de hoger beroepen bij de Raad van State. De VvE’s voerden aan dat zij de aanvragen tijdig hadden verzonden, maar de Raad van State oordeelde dat de enkele stelling dat de aanvragen waren verzonden onvoldoende was om aan te tonen dat deze het college hadden bereikt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de VvE’s niet aan de eisen van de subsidieverlening hadden voldaan, en dat het college de subsidies op nihil mocht vaststellen en terugvorderen.

De Raad van State bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de VvE’s geen rechtsmiddelen hadden aangewend tegen de subsidieverleningen, waardoor deze in rechte vaststonden. De uitspraak benadrukte het belang van het voldoen aan de voorwaarden voor subsidieverstrekking en de noodzaak om de juiste documentatie aan te leveren. De hoger beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201306561/1/A2 en 201309825/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
de verenigingen
1. Vereniging van Eigenaren Zwetstraat 7-17;
2. Vereniging van Eigenaren Zwetstraat 55-65;
3. Vereniging van Eigenaren Zwetstraat 31-41;
4. Vereniging van Eigenaren Bezuidenhoutseweg 277-307;
5. Vereniging van Eigenaren Bevelandsestraat 16-38;
6. Vereniging van Eigenaren Uddelstraat 18-58,
alle gevestigd te Den Haag (hierna tezamen: de VvE’s),
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 11 juni 2013 in zaken nrs. 13/1095, 13/1101, 13/1104, 13/1127, 13/1175 en
11 september 2013 in zaak nr. 13/4100, in het geding tussen:
de VvE’s
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 22 augustus 2012 heeft het college de aan de VvE’s verstrekte subsidies ten behoeve van het opstellen van een meerjarenonderhoudsplan (hierna: MOP), vastgesteld op nihil en de onverschuldigd betaalde bedragen teruggevorderd.
Bij onderscheiden besluiten van 20 december 2012 heeft het college de door de VvE’s daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 11 juni en 11 september 2013 heeft de rechtbank de door de VvE’s daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben de VvE’s hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 17 februari 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E. Veldman, werkzaam bij de gemeente Den Haag, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Haagse Kaderverordening Subsidieverstrekking (hierna: de Verordening), is deze van toepassing op alle subsidieverstrekkingen.
Ingevolge artikel 2 is, voor zover in de Verordening niet anders is bepaald, het college het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2 van de Awb.
Ingevolge artikel 3 kan het college subsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van woonklimaat.
Volgens artikel 1 van de Beleidsregels Subsidieverstrekking op VvE Producten (hierna: de Beleidsregels), zoals deze luidden ten tijde van belang, wordt de subsidie verstrekt aan VvE’s in geselecteerde wijken voor - onder meer - het maken van een MOP.
Volgens artikel 8, eerste lid, dient de subsidieaanvrager binnen een periode van één jaar na de subsidieverlening de aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.
Volgens het derde lid dienen, bij de aanvraag tot subsidievaststelling, de door het college gestelde producteisen voor het VvE-product aantoonbaar gemaakt te worden en daartoe dient de aanvrager de documenten te overleggen, die in de volgende hoofdstukken worden genoemd.
Volgens artikel 10, derde lid, aanhef en onder a en b, wordt, indien aan een VvE subsidie is verleend, de subsidie op nihil vastgesteld en het reeds uitbetaalde subsidiebedrag teruggevorderd als de aanvraag tot subsidievaststelling van het VvE-product niet binnen een periode van één jaar na de subsidieverlening is ontvangen, dan wel het VvE-product niet aan de gestelde eisen voldoet.
Volgens artikel 18 zijn de door het college gestelde eisen aan de MOP:
- de MOP omvat alle panden behorend tot de VvE;
- de MOP is opgesteld door een professioneel bouwkundig bureau welke staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
- als onderdeel van de MOP is er een bouwkundige opname op VvE-niveau, die is gebaseerd op het ‘basis onderhoudsniveau’;
- als onderdeel van de MOP is er een meerjarenplanning voor onderhoud van minimaal 5 jaar tot maximaal 10 jaar;
- als onderdeel van de MOP zijn er foto’s van het pand/de panden die de bouwkundige opname ondersteunen;
- als onderdeel van de MOP is er een gespecificeerde kostenraming voor het onderhoud voor de verschillende jaren.
Volgens artikel 19 dienen bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende documenten te worden overgelegd:
- een kopie van de MOP;
- de eindfactuur van de MOP;
- kopie van de inschrijving van de leverancier van de MOP bij de Kamer van Koophandel.
2. Bij onderscheiden besluiten van 9 november 2009 heeft het college aan de VvE’s subsidies verleend ten behoeve van het opstellen van een MOP voor de desbetreffende locaties. Aan deze subsidieverleningen waren verplichtingen verbonden, waaronder de verplichting de subsidie binnen 26 maanden na de datum van het verleningsbesluit gereed te melden.
Het college heeft de subsidies op nihil vastgesteld en de reeds betaalde bedragen teruggevorderd, omdat de gereedmeldingen niet tijdig zijn ingediend en de VvE’s niet aan andere aan de subsidies verbonden verplichtingen hebben voldaan. De bij de aanvragen tot subsidievaststelling ingediende MOP’s voldoen niet aan artikel 18 van de Beleidsregels, omdat foto’s van de panden die de bouwkundige opname ondersteunen, ontbreken, aldus het college. Voorts stelt het zich op het standpunt dat de eindfacturen van de MOP ontbreken.
3. De VvE’s betogen tevergeefs dat zij tijdig de aanvragen tot subsidievaststelling hebben verzonden, maar dat deze het college op onverklaarbare wijze niet hebben bereikt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de enkele stelling van de VVE’s dat zij de aanvragen hebben verzonden, daartoe onvoldoende is, te meer nu ook na de besluiten van 22 augustus 2012 geen definitieve gereedmeldingen met facturen zijn overgelegd.
4. De VvE’s betogen dat noch op het aanvraagformulier ten behoeve van de subsidieverlening noch op het aanvraagformulier ten behoeve van de subsidievaststelling wordt vermeld dat daarbij foto’s, die de bouwkundige staat van de desbetreffende panden ondersteunen, moeten worden gevoegd.
4.1. De subsidies zijn verleend voor het maken van MOP’s. In de subsidieverleningen van 9 november 2009 heeft het college aan de VvE’s - onder meer - de verplichting opgelegd dat de MOP’s aan de door het college gestelde eisen dienen te voldoen. Volgens artikel 8, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 18 van de Beleidsregels, dient er een MOP te worden overgelegd dat is opgesteld door een professioneel bouwkundig bureau. Als onderdeel van de MOP zijn er foto’s van het pand/de panden die de bouwkundige opname ondersteunen. De VvE’s hebben geen rechtsmiddel aangewend tegen de subsidieverleningen, zodat deze in rechte vast staan.
Tussen partijen is niet in geschil dat de VvE’s geen foto’s hebben aangeleverd. Reeds hierom heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college, handelend overeenkomstig artikel 10, derde lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels, de subsidie op nihil mocht vaststellen en terugvorderen. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft om die reden geen bespreking meer.
Het betoog faalt.
5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
362-729.