ECLI:NL:RVS:2014:987

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201306752/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die op 21 juni 2013 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 18 juli 2013 de beroepen ongegrond heeft verklaard. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de grieven van de vreemdelingen in het hoger beroep gegrond zijn. De Afdeling oordeelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat het voor hen gevaarlijk is om de bescherming van de Azerbeidjaanse autoriteiten in te roepen. Dit oordeel is in strijd met eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin soortgelijke zaken zijn behandeld.

De Raad van State heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaard. De besluiten van de staatssecretaris van 21 juni 2013 zijn vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn opgelopen tot € 1.461,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de bescherming van vreemdelingen in Nederland. De Raad van State heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de rechtsbescherming van vreemdelingen die asiel aanvragen.

Uitspraak

201306752/1/V4.
Datum uitspraak: 14 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdelingen],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 18 juli 2013 in zaken nrs. 13/16121, 13/16123, 13/16125, 13/16122, 13/16124 en 13/16126 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 21 juni 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 18 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in grieven 1 en 3 van het hogerberoepschrift is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2. In grief 2 klagen de vreemdelingen dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij, evenals de echtgenoot, broer onderscheidenlijk vader van de vreemdelingen, niet aannemelijk hebben gemaakt dat het voor hen gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht om de bescherming van de Azerbeidjaanse autoriteiten in te roepen.
De grief slaagt, gelet op hetgeen de Afdeling heeft overwogen op het hoger beroep van voormelde vreemdeling in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201301043/1/V4.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van 21 juni 2013 alsnog gegrond verklaren en die besluiten vernietigen.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 18 juli 2013 in zaken nrs. 13/16121, 13/16123 en 13/16125;
III. verklaart de door de vreemdelingen bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 juni 2013, onderscheiden kenmerken 278.718.0164, 278.717.9428 en 278.717.8618;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.461,00 (zegge: veertienhonderdeenenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Walcott-Oliai, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Walcott-Oliai
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2014
555-633.