ECLI:NL:RVS:2014:985

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201306361/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling

Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag was op 19 juni 2013 afgewezen, waarna de vreemdeling op 9 juli 2013 beroep aantekende tegen deze afwijzing. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift naar voren zijn gebracht, niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad oordeelde dat de ingeroepen Richtlijn 2013/32/EU, die op 19 juli 2013 in werking trad, niet leidde tot een andere conclusie. De Raad concludeerde dat de aangevochten uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd diende te worden, omdat de ingediende argumenten geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden.

De beslissing van de Raad van State was dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 12 maart 2014, door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201306361/1/V2.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 9 juli 2013 in zaken nrs. 13/15925 en 13/15926 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan, mede omdat de ingeroepen Richtlijn 2013/32/EU (PB L 180/60) in werking trad op 19 juli 2013, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak van daarvoor leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
572-754.