ECLI:NL:RVS:2014:985
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling
Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag was op 19 juni 2013 afgewezen, waarna de vreemdeling op 9 juli 2013 beroep aantekende tegen deze afwijzing. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift naar voren zijn gebracht, niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad oordeelde dat de ingeroepen Richtlijn 2013/32/EU, die op 19 juli 2013 in werking trad, niet leidde tot een andere conclusie. De Raad concludeerde dat de aangevochten uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd diende te worden, omdat de ingediende argumenten geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden.
De beslissing van de Raad van State was dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 12 maart 2014, door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.